Sumatra 10++ Tips
Een korte inleiding over wat wij u kunnen bieden in Sumatra.
Ons uitgangspunt is dat iedere gast weer uniek is. Met de programma's die wij voor u hebben samengesteld, garanderen we u vele onvergetelijke ervaringen. Wij laten u kennis maken met wilde dieren, waaronder de Orang Oetans, we reizen door prachtige natuurgebieden met een rijke flora en fauna. Daarnaast bezoeken we traditionele dorpen en steden waar u een goede indruk van de rijke Indonesische culturen krijgt.
Green Wood Travel werkt samen met een van de beste reisorganisaties op Sumatra. Deze heeft een jarenlange ervaring met de organisatie van reizen door heel Indonesië en bij uitstek op Sumatra. Wij zullen proberen om u, op iedere dag van uw reis weer iets extra's mee te geven. Dat doen we omdat wij dit prettig vinden. Natuurlijk ook omdat u gebruik maakt van onze service en ervaring van het organiseren van avontuurlijke reizen.
Wij bieden u complete tours met 'alles erop en eraan', maar al te graag spelen wij ook op uw eigen wensen in. Wilt u programmaonderdelen veranderen dan is dat geen enkel probleem. Bepreekt u wensen gewoon met ons, wij staan er open voor!
We wensen u veel lees plezier en iets later .......... een fantastische tijd in Sumatra toe!
Ons uitgangspunt is dat iedere gast weer uniek is. Met de programma's die wij voor u hebben samengesteld, garanderen we u vele onvergetelijke ervaringen. Wij laten u kennis maken met wilde dieren, waaronder de Orang Oetans, we reizen door prachtige natuurgebieden met een rijke flora en fauna. Daarnaast bezoeken we traditionele dorpen en steden waar u een goede indruk van de rijke Indonesische culturen krijgt.
Green Wood Travel werkt samen met een van de beste reisorganisaties op Sumatra. Deze heeft een jarenlange ervaring met de organisatie van reizen door heel Indonesië en bij uitstek op Sumatra. Wij zullen proberen om u, op iedere dag van uw reis weer iets extra's mee te geven. Dat doen we omdat wij dit prettig vinden. Natuurlijk ook omdat u gebruik maakt van onze service en ervaring van het organiseren van avontuurlijke reizen.
Wij bieden u complete tours met 'alles erop en eraan', maar al te graag spelen wij ook op uw eigen wensen in. Wilt u programmaonderdelen veranderen dan is dat geen enkel probleem. Bepreekt u wensen gewoon met ons, wij staan er open voor!
We wensen u veel lees plezier en iets later .......... een fantastische tijd in Sumatra toe!
Medan
Medan is de hoofdstad van de provincie Noord-Sumatra. Tegenwoordig is de stad het centrum van de rubbercultuur en van het beroemde tabak gebied van Deli. Medan is een modern aangelegde stad met brede straten. Net als vrijwel alle andere Indonesische steden geeft ze de indruk elk moment uit haar voegen te barsten en is de verkeerschaos alom. Vooral de motorfietsen met zijspan, de zogenaamde betjak motor zorgen voor een hoge graad van luchtverontreiniging. Dit is de manier om je in Medan te verplaatsen, alhoewel u al zittende in het bakkie het idee hebt in scherpe bochten los te komen van de fiets zelf. Voor de doorbraak van het gemotoriseerde verkeer was Medan een prettige stad om in te wonen, met brede straten en een rijke architectuur. Ondanks de huidige woningnood, verkeerschaos, gebrekkige rioleringen en een tekort aan voorzieningen zoeken nog jaarlijks vele Sumatranen hun geluk in deze stad.
De Deli maatschappij
In 1863 vestigde de Nederlandse planter J. Nienhuys zich in het noord Sumatraanse sultanaat Deli. Op goed geluk plantte hij wat tabak in de streek rond Medan en al spoedig bleek dat de rookwaar er uitstekend gedijde. Nienhuys toonde aan dat dit deel van de archipel uitermate geschikt was voor de verbouw van koloniale gewassen. Aangezien tabak een zeer winstgevend product voor de Europese markt bleek te zijn, werden er in vrij korte tijd verschillende tabaksondernemingen opgericht die zich in 1869 verenigden in de Deli-Maatschappij. In 1872 telde Deli 75 Europeanen, merendeels planters van verschillende nationaliteiten. De maatschappij, waarin 21 ondernemingen verenigd waren, werd een van de grootste koloniale cultuurmaatschappijen. Het bedrijf exploiteerde ruim 120.000 hectare en legde zelfs spoorwegen aan om de gewassen te transporteren. Nadat de Nederlanders het sultanaat van Deli bij hun koloniale bezittingen hadden gevoegd begon de explosieve groei van Medan, dat in 1886 de hoofdstad van de regio werd. Rond de eeuwwisseling genoot Deli bekendheid over de hele wereld als de plek waar het beste dekblad voor de sigaar vandaan kwam.
Omdat de exploitatie van tabak bijzonder arbeidsintensief bleek te zijn en het gebied dunbevolkt was, ging de Deli Maatschappij ertoe over Chinese, en later ook Javaanse koelies te ronselen voor de plantages. Deze contractarbeiders, die meestal voor een periode van vijf jaar voor een planter werkten, zaten bijna altijd diep in de schulden. Hierdoor waren veel koelies in de praktijk gedwongen gedurende hun hele leven op de plantage te blijven werken. De in 1880 in werking gestelde Poenale Sanctie, die inhield dat de politie gevluchte koelies moest opsporen en terugbrengen, zorgde ervoor dat slechts weinigen. aan de verstikkende greep van hun bazen konden ontkomen. Nog altijd werken hun kinderen en kleinkinderen op de plantages van Sumatra, en de arbeidsomstandigheden zijn er voor sommigen nauwelijks op vooruit gegaan. Op de stadseconomie van Medan hebben ze, net als in andere grote steden, nauwelijks invloed. Die wordt bepaald door de Chinezen. Toch weten de Noord-Sumatranen, vooral de Mandailing- en Karo-Bataks aardig met hen te concureren. De Bataks hebben met name een stevig aandeel in het transportwezen en het toerisme.
De Sultan van Deli
Met goedkeuring van de Nederlandse koloniale autoriteiten oefenden de sultans de macht uit over miljoenen onderdanen. De sultans deelden mee in de opbrengsten van de Deli-maatschappij, zodat de Nederlanders verzekerd waren van een trouw bondgenoot. In 1945 kreeg de sultan van Deli hiervoor de rekening gepresenteerd. In dat jaar werd niet alleen hij maar ook de andere sultans van Sumatra, die door het volk als collaborateurs met de Nederlanders werden beschouwd, afgezet, waarbij een groot aantal familieleden werd vermoord. Tegenwoordig heeft de sultan geen politieke macht meer en stelt ook zijn titel weinig meer voor.
De Deli maatschappij
In 1863 vestigde de Nederlandse planter J. Nienhuys zich in het noord Sumatraanse sultanaat Deli. Op goed geluk plantte hij wat tabak in de streek rond Medan en al spoedig bleek dat de rookwaar er uitstekend gedijde. Nienhuys toonde aan dat dit deel van de archipel uitermate geschikt was voor de verbouw van koloniale gewassen. Aangezien tabak een zeer winstgevend product voor de Europese markt bleek te zijn, werden er in vrij korte tijd verschillende tabaksondernemingen opgericht die zich in 1869 verenigden in de Deli-Maatschappij. In 1872 telde Deli 75 Europeanen, merendeels planters van verschillende nationaliteiten. De maatschappij, waarin 21 ondernemingen verenigd waren, werd een van de grootste koloniale cultuurmaatschappijen. Het bedrijf exploiteerde ruim 120.000 hectare en legde zelfs spoorwegen aan om de gewassen te transporteren. Nadat de Nederlanders het sultanaat van Deli bij hun koloniale bezittingen hadden gevoegd begon de explosieve groei van Medan, dat in 1886 de hoofdstad van de regio werd. Rond de eeuwwisseling genoot Deli bekendheid over de hele wereld als de plek waar het beste dekblad voor de sigaar vandaan kwam.
Omdat de exploitatie van tabak bijzonder arbeidsintensief bleek te zijn en het gebied dunbevolkt was, ging de Deli Maatschappij ertoe over Chinese, en later ook Javaanse koelies te ronselen voor de plantages. Deze contractarbeiders, die meestal voor een periode van vijf jaar voor een planter werkten, zaten bijna altijd diep in de schulden. Hierdoor waren veel koelies in de praktijk gedwongen gedurende hun hele leven op de plantage te blijven werken. De in 1880 in werking gestelde Poenale Sanctie, die inhield dat de politie gevluchte koelies moest opsporen en terugbrengen, zorgde ervoor dat slechts weinigen. aan de verstikkende greep van hun bazen konden ontkomen. Nog altijd werken hun kinderen en kleinkinderen op de plantages van Sumatra, en de arbeidsomstandigheden zijn er voor sommigen nauwelijks op vooruit gegaan. Op de stadseconomie van Medan hebben ze, net als in andere grote steden, nauwelijks invloed. Die wordt bepaald door de Chinezen. Toch weten de Noord-Sumatranen, vooral de Mandailing- en Karo-Bataks aardig met hen te concureren. De Bataks hebben met name een stevig aandeel in het transportwezen en het toerisme.
De Sultan van Deli
Met goedkeuring van de Nederlandse koloniale autoriteiten oefenden de sultans de macht uit over miljoenen onderdanen. De sultans deelden mee in de opbrengsten van de Deli-maatschappij, zodat de Nederlanders verzekerd waren van een trouw bondgenoot. In 1945 kreeg de sultan van Deli hiervoor de rekening gepresenteerd. In dat jaar werd niet alleen hij maar ook de andere sultans van Sumatra, die door het volk als collaborateurs met de Nederlanders werden beschouwd, afgezet, waarbij een groot aantal familieleden werd vermoord. Tegenwoordig heeft de sultan geen politieke macht meer en stelt ook zijn titel weinig meer voor.
Bezienswaardigheden Medan
Masjid RayaDe Masjid Raya, de Grote moskee van Medan dateert uit 1906 en is in Rococo-stijl gebouwd. Bouwmeester was de Amsterdamse architect A.J. Dingemans. Naast het gebouw ligt een grote vijver.
MaimoonpaleisEen andere bezienswaardigheid is het uit 1888 daterende Maimoon Paleis van de voormalige sultan van Deli. Het paleis, waar de sultan nog altijd met zijn familie woont, is voor het publiek opengesteld. Te bezichtigen zijn oude foto's van onder andere vroegere sultans in Nederlands officiersuniform, schilderijen, meubelstukken en wapens uit de koloniale periode. De sultanstroon ziet er met zijn mysterieuze baldakijn erboven uit als een sprookje uit Duizend en een nacht. Hij wordt nog altijd gebruikt op Islamitische feestdagen, wanneer de elite van Medan op audiëntie komt bij de sultan.
Koloniale gebouwen
De vele oude koloniale gebouwen van Medan, waarvan de meeste in Amsterdamse school-stijl, herinneren aan de tijd van de Nederlandse planters. Goed bewaard gebleven zijn het hoofdpostkantoor, de vroegere Witte sociëteit (nu de Bank Negara), Grand Hotel Medan (nu de Granada Medan), de estate offices of Harrison & Crosfields (nu P.T. London Sumatra) en Hotel de Boer (nu het Natour Dharma Deli Hotel). Het laatste hotel was voor de planters een belangrijke plek. Tijdens de tweemaandelijkse hari besar (grote dag), de vrije dag die volgde op de betaaldag van de koelies, kwamen de planters hier samen om te rijsttafelen en nieuwtjes uit te wisselen. Het afreageren van het tweeweekse isolement op de plantage schijnt er af en toe ruig aan toe gegaan te zijn.
De Immanuel kerk uit 1921 is een fraai voorbeeld van art-deco architectuur.
Ook bevindt zich hier het voormalig kantoor van de Deli maatschappij in Medan. Dit gebouw is in 1869 door de Nederlandse planter Nienhuys gebouwd. Tegenwoordig huisvest het oude kantoor een landbouwkundig instituut.Vihara Gunung TimurIndonesies grootste Chinese tempel, de Vihara Gunung Timur, ligt aan de Jalan Hang Tua. In de tempel bidden Taoisten en Boeddhisten. Men gelooft dat er zoveel kracht van het binnenste van de tempel uitgaat dat foto's ervan gedoemd zijn te mislukken. Dit is niet te testen, want fotograferen is in het binnenste van de tempel verboden. De Boeddhisten van de stad hebben nog een tempel; de Vihara Borobudur, gelegen naast het Danau Toba Hotel.
MaimoonpaleisEen andere bezienswaardigheid is het uit 1888 daterende Maimoon Paleis van de voormalige sultan van Deli. Het paleis, waar de sultan nog altijd met zijn familie woont, is voor het publiek opengesteld. Te bezichtigen zijn oude foto's van onder andere vroegere sultans in Nederlands officiersuniform, schilderijen, meubelstukken en wapens uit de koloniale periode. De sultanstroon ziet er met zijn mysterieuze baldakijn erboven uit als een sprookje uit Duizend en een nacht. Hij wordt nog altijd gebruikt op Islamitische feestdagen, wanneer de elite van Medan op audiëntie komt bij de sultan.
Koloniale gebouwen
De vele oude koloniale gebouwen van Medan, waarvan de meeste in Amsterdamse school-stijl, herinneren aan de tijd van de Nederlandse planters. Goed bewaard gebleven zijn het hoofdpostkantoor, de vroegere Witte sociëteit (nu de Bank Negara), Grand Hotel Medan (nu de Granada Medan), de estate offices of Harrison & Crosfields (nu P.T. London Sumatra) en Hotel de Boer (nu het Natour Dharma Deli Hotel). Het laatste hotel was voor de planters een belangrijke plek. Tijdens de tweemaandelijkse hari besar (grote dag), de vrije dag die volgde op de betaaldag van de koelies, kwamen de planters hier samen om te rijsttafelen en nieuwtjes uit te wisselen. Het afreageren van het tweeweekse isolement op de plantage schijnt er af en toe ruig aan toe gegaan te zijn.
De Immanuel kerk uit 1921 is een fraai voorbeeld van art-deco architectuur.
Ook bevindt zich hier het voormalig kantoor van de Deli maatschappij in Medan. Dit gebouw is in 1869 door de Nederlandse planter Nienhuys gebouwd. Tegenwoordig huisvest het oude kantoor een landbouwkundig instituut.Vihara Gunung TimurIndonesies grootste Chinese tempel, de Vihara Gunung Timur, ligt aan de Jalan Hang Tua. In de tempel bidden Taoisten en Boeddhisten. Men gelooft dat er zoveel kracht van het binnenste van de tempel uitgaat dat foto's ervan gedoemd zijn te mislukken. Dit is niet te testen, want fotograferen is in het binnenste van de tempel verboden. De Boeddhisten van de stad hebben nog een tempel; de Vihara Borobudur, gelegen naast het Danau Toba Hotel.
Bohorok / Bukit Lawang
Bij dit plaatsje, gelegen in het regenwoud aan de rand van het Nationale Park Gunung Leuser, ligt het rehabilitatie centrum voor Orang Oetans. Deze pas in de vorige eeuw ontdekte mensaap heet in het Nederlands jungle-mens: orang (mens) oetan (jungle).Het is al een paar jaar een populair reisdoel van backpackers en dagjesmensen, die hier komen kijken hoe de orang oetangs gevoerd worden. De bestemming wordt ook vaak aangeduid met Bukit Lawang, de naam van het nabijgelegen dorp.
U kunt een kijkje gaan nemen bij het voederen van de orang oetangs . De voederplaats is niet ver van de losmens langs de rivier, maar je moet deze wel oversteken. Ga niet met meer dan zes personen in de kano want dat kan gevaarlijk zijn.
Jungletocht
Na het voederen kunt u onder begeleiding van een gids van het World Wildlife Fund een tocht dieper de jungle in maken. Hou er bij een jungletocht rekening mee dat regen hier onaangekondigd in grote hoeveelheden naar beneden komt en dat je door en door nat wordt. Jaarlijks valt hier 2000 mm.
Zelf hebben we onze bedenkingen bij trektochten door een gebied waar orang oetangs moeten leren te leven zonder mensen.
Tubbing
Een geweldige ervaring is het 'tubbing' ofwel het per binnenband afzakken van de rivier. De grote brug over de rivier, tien kilometer verderop, is het eindpunt, vanwaar je een vrachtwagen terug naar Bohorok neemt. U doet ongeveer drie uur over de totale tocht. Bij laag water moet er het laatste uur bijgepeddelt worden. Bij verschillende losmens langs de rivier kan men voor een klein bedrag een binnenband huren.
De trektocht in Bukit Lawang is redelijk interessant maar wij raden u aan dit niet te doen indien de locale gids u een heel hoge prijs vraagt.
Door de enorme houtkap en de reusachtige branden van de laatste jaren is de orang oetang zowel op Sumatra als op Kalimantan steeds meer leefgebied kwijt geraakt. Hoewel het al vijftig jaar verboden is orang oetangs te doden, gevangen te nemen of te verkopen bestaat er nog steeds een levendige handel in deze diersoort. Een baby kan $500 opbrengen. Bij Bohorok probeert het World Wildlife Fund in samenwerking met de Indonesische PHPA orang oetangs die in gevangenschap hebben gezeten te leren weer zelfstandig in de natuur te overleven. Van sommige dieren is de moeder doodgeschoten, andere zijn uit hun woonomgeving verdreven, omdat deze werd vernietigd door houthakkers. Ook dierentuinen sturen af en toe orang oetangs naar het WWF.
Nieuw aangekomen beesten worden 3 tot 4 maanden in quarantaine gehouden. Er wordt ze dan geleerd hoe ze bladeren en fruit moeten etenen en hoe ze een slaapplaats moeten maken door takken te buigen. Daarna worden ze onder begeleiding naar de voederplaats gebracht zodat ze kunnen wennen aan het leven in het wild. Vervolgens worden ze op zichzelf aangewezen. Het dieet wat ze krijgen is eenzijdig zodat ze zelf initiatief moeten leren nemen om iets anders te eten te krijgen. Twee keer per dag krijgen ze een uiterst karig menu van bananen en melk. Soms blijven ze naar de voederplaats komen, maar meestal gaan ze verder de jungle in om niet meer terug te komen.
Zoals reeds eerder gezegd is "orang oetang" het Maleis voor mens van het bos. Volgens een oud Javaans volksgeloof kunnen orang oetangs spreken maar om niet tot arbeid gedwongen te worden doen ze het niet. Van de primaten is de orang oetang de enige echte boombewoner. Qua ontwikkeling staat hij het verste van de mens af. De orang oetang is een einzelg
U kunt een kijkje gaan nemen bij het voederen van de orang oetangs . De voederplaats is niet ver van de losmens langs de rivier, maar je moet deze wel oversteken. Ga niet met meer dan zes personen in de kano want dat kan gevaarlijk zijn.
Jungletocht
Na het voederen kunt u onder begeleiding van een gids van het World Wildlife Fund een tocht dieper de jungle in maken. Hou er bij een jungletocht rekening mee dat regen hier onaangekondigd in grote hoeveelheden naar beneden komt en dat je door en door nat wordt. Jaarlijks valt hier 2000 mm.
Zelf hebben we onze bedenkingen bij trektochten door een gebied waar orang oetangs moeten leren te leven zonder mensen.
Tubbing
Een geweldige ervaring is het 'tubbing' ofwel het per binnenband afzakken van de rivier. De grote brug over de rivier, tien kilometer verderop, is het eindpunt, vanwaar je een vrachtwagen terug naar Bohorok neemt. U doet ongeveer drie uur over de totale tocht. Bij laag water moet er het laatste uur bijgepeddelt worden. Bij verschillende losmens langs de rivier kan men voor een klein bedrag een binnenband huren.
De trektocht in Bukit Lawang is redelijk interessant maar wij raden u aan dit niet te doen indien de locale gids u een heel hoge prijs vraagt.
Door de enorme houtkap en de reusachtige branden van de laatste jaren is de orang oetang zowel op Sumatra als op Kalimantan steeds meer leefgebied kwijt geraakt. Hoewel het al vijftig jaar verboden is orang oetangs te doden, gevangen te nemen of te verkopen bestaat er nog steeds een levendige handel in deze diersoort. Een baby kan $500 opbrengen. Bij Bohorok probeert het World Wildlife Fund in samenwerking met de Indonesische PHPA orang oetangs die in gevangenschap hebben gezeten te leren weer zelfstandig in de natuur te overleven. Van sommige dieren is de moeder doodgeschoten, andere zijn uit hun woonomgeving verdreven, omdat deze werd vernietigd door houthakkers. Ook dierentuinen sturen af en toe orang oetangs naar het WWF.
Nieuw aangekomen beesten worden 3 tot 4 maanden in quarantaine gehouden. Er wordt ze dan geleerd hoe ze bladeren en fruit moeten etenen en hoe ze een slaapplaats moeten maken door takken te buigen. Daarna worden ze onder begeleiding naar de voederplaats gebracht zodat ze kunnen wennen aan het leven in het wild. Vervolgens worden ze op zichzelf aangewezen. Het dieet wat ze krijgen is eenzijdig zodat ze zelf initiatief moeten leren nemen om iets anders te eten te krijgen. Twee keer per dag krijgen ze een uiterst karig menu van bananen en melk. Soms blijven ze naar de voederplaats komen, maar meestal gaan ze verder de jungle in om niet meer terug te komen.
Zoals reeds eerder gezegd is "orang oetang" het Maleis voor mens van het bos. Volgens een oud Javaans volksgeloof kunnen orang oetangs spreken maar om niet tot arbeid gedwongen te worden doen ze het niet. Van de primaten is de orang oetang de enige echte boombewoner. Qua ontwikkeling staat hij het verste van de mens af. De orang oetang is een einzelg
Brastagi
Het hooggelegen Brastagi kent een koel klimaat en was hierom vroeger bij de Nederlanders een geliefd vakantieoord. Het Bukit Kubu, een imposant hotel gelegen in het park dat men bij binnenkomst in de stad passeert, herinnerd aan deze tijd. Het klimaat leent zich uitstekend voor het verbouwen van tomaten, wortels, sinaasappels, passievruchten en bloemen. Brastagi is de hoofdstad van de Karo Bataks en is een goed uitgangspunt voor een bezoek aan de Karo Bataklanden.
De Karo Bataks
Karo Bataks kunnen niet met iemand trouwen die dezelfde familienaam draagt. Wel met iemand van een andere stam. Bij begrafenissen worden de mensen op een zelf uitgekozen stukje land begraven. Zolang dit tenminste op eigen terrein is. Als de mensen 'oud' zijn worden ze twee keer begraven. Het tweede graf ligt meestal bovenop een heuvel (dicht bij de hemel). Men is oud wanneer hun zoon en dochter een kind hebben. Bij zo'n begrafenis wordt er - afhankelijk van de status - één tot vijf dagen muziek gemaakt, gedanst en gegeten.
Architectuur
De bouw van de huizen heeft te maken met de eerbied die de Karo Batak hebben voor drie goden. Het huis wordt boven de grond gebouwd uit eerbied voor de god van de landbouw. Het huis zelf is voor de god van alle andere spullen, en het dak is voor de god van de zon, sterren en het weer. Aan deze goden wordt elke keer respect betoond bij het binnentreden en verlaten van het huis. Als je bij binnenkomst de langste bamboestok van de ladder vastpakt, respecteer je hiermee de hoogste god. De ingang van het huis is zo laag gemaakt dat je moet buigen om naar binnen te kunnen, zodat je de middelste god niet schoffeert. Om de laagste god te respecteren pak je bij het afdalen van de ladder de korte bamboe stok.
In een karobatakhuis wonen verschillende families samen. De woonvertrekken zijn niet door muren gescheiden, maar iedereen weet welk deel van het huis aan welke familie toebehoort. Er moet toestemming gevraagd worden om het deel van het huis van een andere familie betreden. Ook zijn er strikte regels tussen aangetrouwde familieleden, bijvoorbeeld tussen schoonmoeder en schoonzoon. Het is onder andere verboden elkaar direkt te adresseren, zodat ze zich tot een pan of een pilaar richten als ze met elkaar praten. Tegenwoordig slapen de jonge jongens in de rijstschuur van het Karo Batak huis voor wat meer privacy.
Bezienswaardigheden Brastagi en omgeving
Brastagi is onder andere bekend vanwege de fruitmarkt. Deze bekendheid heeft er helaas voor gezorgd dat door het grote aantal toeristen de prijzen van fruit dusdanig de pan uit zijn gerezen dat de lokale bevolking er vrijwel geen inkopen meer doet. Een interessantere markt ligt iets lager in de straat. Trek wel dichte schoenen aan want de prut staat als het geregend heeft tot aan je enkels.
Peceren
Peceren, een typisch Karo dorp, telt meerdere fraai gedecoreerde communale `longhouses'. De huizen zijn aan de achterzijde open voor de in dit werelddeel zo broodnodige ventilatie.De beklimming van de Sibayak
Het pad naar de kraterrand van deze nog altijd actieve vulkaan is breed, maar wel bezaaid met keien, dus niet gemakkelijk lopen. Het begint vlak buiten Brastagi. Ze zijn hier nog altijd bezig met een weg. Na een dik uur lopen kom je bij een veldje aan van wit vulkanisch gesteente, daar houdt het brede pad op. Een smaller pad gaat rechtdoor en voert steil omhoog de krater in. Het begin kan bij regen , en dat doet het hier vaak, glad zijn. Na een klein half uur gestegen te zijn over het smalle pad ga je de kraterrand over. Via een andere route kun je naar beneden. Deze route voert via een deels weggespoelde trap naar de heetwaterbronnen van Semangat Gunung. Het begin van deze afdaling is zeer glad. Het pad eindigt bij geothermische centrale bij desa Semangat Gunung. Hier kun je bijkomen in een van de warmwaterzwembaden van het dorp. Het water is zeer zwavelrijk, dus vergeet niet je zilveren sieraden af te doen. Vanaf het dorp rijden minibusjes naar Brastagi.
Beklimming van de Sinabung
Het uitgangspunt voor de beklimming van deze 2450 meter hoge vulkaan is het Karodorp Marinding, dat op 1200 meter hoogte ligt. Hiervandaan is het 3,5 uur klimmen en 2,5 uur dalen, zonder stops. Het eerste uur loop je door landbouwgronden naar het regenwoud. De boomgrens ligt op 2100 meter. Een deel van de berg is vulkanisch nog actief en doet sterk denken aan een maanlandschap. De afdaling kan bij nattigheid een zeer glibberige aangelegenheid worden.
Van Brastagi naar Prapat aan het Tobameer
Vlak buiten Brastagi, op de weg naar het Tobameer, staat een grote rumah adat. Dit is een aantal jaren geleden gebouwd om als museum te fungeren, maar nooit gebruikt omdat de lokale bevolking hiertegen in verzet kwam. Er was namelijk verzuimd bij de bouw de ouderen te raadplegen. De hoofden van de adat besloten toen dat het geen Karobatak huis was.
Sipisopiso waterval
Vrijwel alle toeristen die naar het Tobameer reizen maken een stop bij het uitzichtpunt op de Sipisopiso waterval. Hoewel de waterval bijzonder hoog is maakt hij doordat je er bovenop kijkt weinig indruk. Bij het uitzichtpunt liggen een aantal souvenirwinkeltjes en restaurantjes.
Op 20 minuten rijden vanaf de waterval passeer je het dorp Seribu Dolok. Nog geen tien minuten later rij je door Haranggol, een plaatsje aan het Tobameer met een aantal redelijke hotelletjes. Het koningshuis van Pematang Purba ligt een kwartier rijden verder.
Pematang Purba
In het 200 jaar oude dorp Pematang Purba staat het met prachtig houtsnijwerk versierde Simalungun koningshuis. Het Rumah Bolon ('groot huis') was het huis van de koning en zijn familie. De voorste kamer was de slaapkamer van de vorst en werd 'lopo' genoemd. De Balei Bolon werd gebruikt als vergaderplaats. Hier werd ook recht gesproken. De Jambur was het gastenhuis. De benedenverdieping van dit huis werd als stal voor de paarden van de koning en de bevelhebber van de strijdkrachten gebruikt. De Pattangan I was het rusthuis van de koning. Het was verboden terrein voor andere bezoekers. Pattangan II was het huis waar de koningin en de prinsessen zich konden ontspannen. Hier verdreven ze onder andere de tijd met het weven van 'ulos', de traditionele Batakdoeken. Een ander gebouw is de Lesung Bolon, waar de vrouwen padi (rijst) stampten. In de Utei Jungga woonde de bevelhebber van de strijdmacht met zijn familie. Bij de hoofdpoort ligt de Balai Buttu, waar de wachters het komplex bewaakten.
De Karo Bataks
Karo Bataks kunnen niet met iemand trouwen die dezelfde familienaam draagt. Wel met iemand van een andere stam. Bij begrafenissen worden de mensen op een zelf uitgekozen stukje land begraven. Zolang dit tenminste op eigen terrein is. Als de mensen 'oud' zijn worden ze twee keer begraven. Het tweede graf ligt meestal bovenop een heuvel (dicht bij de hemel). Men is oud wanneer hun zoon en dochter een kind hebben. Bij zo'n begrafenis wordt er - afhankelijk van de status - één tot vijf dagen muziek gemaakt, gedanst en gegeten.
Architectuur
De bouw van de huizen heeft te maken met de eerbied die de Karo Batak hebben voor drie goden. Het huis wordt boven de grond gebouwd uit eerbied voor de god van de landbouw. Het huis zelf is voor de god van alle andere spullen, en het dak is voor de god van de zon, sterren en het weer. Aan deze goden wordt elke keer respect betoond bij het binnentreden en verlaten van het huis. Als je bij binnenkomst de langste bamboestok van de ladder vastpakt, respecteer je hiermee de hoogste god. De ingang van het huis is zo laag gemaakt dat je moet buigen om naar binnen te kunnen, zodat je de middelste god niet schoffeert. Om de laagste god te respecteren pak je bij het afdalen van de ladder de korte bamboe stok.
In een karobatakhuis wonen verschillende families samen. De woonvertrekken zijn niet door muren gescheiden, maar iedereen weet welk deel van het huis aan welke familie toebehoort. Er moet toestemming gevraagd worden om het deel van het huis van een andere familie betreden. Ook zijn er strikte regels tussen aangetrouwde familieleden, bijvoorbeeld tussen schoonmoeder en schoonzoon. Het is onder andere verboden elkaar direkt te adresseren, zodat ze zich tot een pan of een pilaar richten als ze met elkaar praten. Tegenwoordig slapen de jonge jongens in de rijstschuur van het Karo Batak huis voor wat meer privacy.
Bezienswaardigheden Brastagi en omgeving
Brastagi is onder andere bekend vanwege de fruitmarkt. Deze bekendheid heeft er helaas voor gezorgd dat door het grote aantal toeristen de prijzen van fruit dusdanig de pan uit zijn gerezen dat de lokale bevolking er vrijwel geen inkopen meer doet. Een interessantere markt ligt iets lager in de straat. Trek wel dichte schoenen aan want de prut staat als het geregend heeft tot aan je enkels.
Peceren
Peceren, een typisch Karo dorp, telt meerdere fraai gedecoreerde communale `longhouses'. De huizen zijn aan de achterzijde open voor de in dit werelddeel zo broodnodige ventilatie.De beklimming van de Sibayak
Het pad naar de kraterrand van deze nog altijd actieve vulkaan is breed, maar wel bezaaid met keien, dus niet gemakkelijk lopen. Het begint vlak buiten Brastagi. Ze zijn hier nog altijd bezig met een weg. Na een dik uur lopen kom je bij een veldje aan van wit vulkanisch gesteente, daar houdt het brede pad op. Een smaller pad gaat rechtdoor en voert steil omhoog de krater in. Het begin kan bij regen , en dat doet het hier vaak, glad zijn. Na een klein half uur gestegen te zijn over het smalle pad ga je de kraterrand over. Via een andere route kun je naar beneden. Deze route voert via een deels weggespoelde trap naar de heetwaterbronnen van Semangat Gunung. Het begin van deze afdaling is zeer glad. Het pad eindigt bij geothermische centrale bij desa Semangat Gunung. Hier kun je bijkomen in een van de warmwaterzwembaden van het dorp. Het water is zeer zwavelrijk, dus vergeet niet je zilveren sieraden af te doen. Vanaf het dorp rijden minibusjes naar Brastagi.
Beklimming van de Sinabung
Het uitgangspunt voor de beklimming van deze 2450 meter hoge vulkaan is het Karodorp Marinding, dat op 1200 meter hoogte ligt. Hiervandaan is het 3,5 uur klimmen en 2,5 uur dalen, zonder stops. Het eerste uur loop je door landbouwgronden naar het regenwoud. De boomgrens ligt op 2100 meter. Een deel van de berg is vulkanisch nog actief en doet sterk denken aan een maanlandschap. De afdaling kan bij nattigheid een zeer glibberige aangelegenheid worden.
Van Brastagi naar Prapat aan het Tobameer
Vlak buiten Brastagi, op de weg naar het Tobameer, staat een grote rumah adat. Dit is een aantal jaren geleden gebouwd om als museum te fungeren, maar nooit gebruikt omdat de lokale bevolking hiertegen in verzet kwam. Er was namelijk verzuimd bij de bouw de ouderen te raadplegen. De hoofden van de adat besloten toen dat het geen Karobatak huis was.
Sipisopiso waterval
Vrijwel alle toeristen die naar het Tobameer reizen maken een stop bij het uitzichtpunt op de Sipisopiso waterval. Hoewel de waterval bijzonder hoog is maakt hij doordat je er bovenop kijkt weinig indruk. Bij het uitzichtpunt liggen een aantal souvenirwinkeltjes en restaurantjes.
Op 20 minuten rijden vanaf de waterval passeer je het dorp Seribu Dolok. Nog geen tien minuten later rij je door Haranggol, een plaatsje aan het Tobameer met een aantal redelijke hotelletjes. Het koningshuis van Pematang Purba ligt een kwartier rijden verder.
Pematang Purba
In het 200 jaar oude dorp Pematang Purba staat het met prachtig houtsnijwerk versierde Simalungun koningshuis. Het Rumah Bolon ('groot huis') was het huis van de koning en zijn familie. De voorste kamer was de slaapkamer van de vorst en werd 'lopo' genoemd. De Balei Bolon werd gebruikt als vergaderplaats. Hier werd ook recht gesproken. De Jambur was het gastenhuis. De benedenverdieping van dit huis werd als stal voor de paarden van de koning en de bevelhebber van de strijdkrachten gebruikt. De Pattangan I was het rusthuis van de koning. Het was verboden terrein voor andere bezoekers. Pattangan II was het huis waar de koningin en de prinsessen zich konden ontspannen. Hier verdreven ze onder andere de tijd met het weven van 'ulos', de traditionele Batakdoeken. Een ander gebouw is de Lesung Bolon, waar de vrouwen padi (rijst) stampten. In de Utei Jungga woonde de bevelhebber van de strijdmacht met zijn familie. Bij de hoofdpoort ligt de Balai Buttu, waar de wachters het komplex bewaakten.
Danau Toba
Het Tobameer, dat door de Bataks als heilig wordt beschouwd, is met zijn oppervlakte van 1700 km² het grootste van Zuidoost-Azië en één van de hoogstgelegen (818 m.) en diepste meren (450 m.) ter wereld. Aan alle zijden wordt het meer omgeven door berghellingen die de laatste jaren meer en meer ontbost raken. Het meer is ontstaan door een gigantische prehistorische vulkanische eruptie. De Nederlandse taalkundige H.N. van der Tuuk was de eerste Europeaan die tot het Tobameer doordrong. Hij bereikte het heilige meer van de Bataks in 1853.
Geschiedenis Tobameer
Tijdens de beruchte campagne van 1904 passeerde overste van Daalen het meer. In het boek 'De tocht van Overste van Daalen door de Gayo- Alas- en Bataklanden van 8 februari tot 23 juli 1904' van J.C.J. Kempees, schrijft deze eerste luitenant der artillerie en 'fungerend Adjudant van den Colonne Commandant' het volgende:
'Toen na het omslaan van een bergneus een deel van het Toba meer kon worden overzien, moesten wij wel een oogenblik halt houden om met bewondering van het panorama te genieten, dat zich aan onze oogen bood. Eene uiterst lieflijke en keurig bebouwde vlakte, waarin verspreid vele kleine kampongs, alle in een groene bamboehaag half verscholen. Door het midden huppelt een helder riviertje, dat van alle ravijnen en inhammen der omringende bergwanden kleine zijstroompjes opneemt. Aan onze linkerhand het diepblauwe meer, aan den gezichtseinder weder door hooge bergruggen en toppen, die zich slechts wazig in de lucht afteekenen, begrensd. Schertsend besloten wij onder het afdalen ons later na onze pensionering in dit iddylische landschap in eene kleine villa te zullen terugtrekken.'
Geschiedenis Tobameer
Tijdens de beruchte campagne van 1904 passeerde overste van Daalen het meer. In het boek 'De tocht van Overste van Daalen door de Gayo- Alas- en Bataklanden van 8 februari tot 23 juli 1904' van J.C.J. Kempees, schrijft deze eerste luitenant der artillerie en 'fungerend Adjudant van den Colonne Commandant' het volgende:
'Toen na het omslaan van een bergneus een deel van het Toba meer kon worden overzien, moesten wij wel een oogenblik halt houden om met bewondering van het panorama te genieten, dat zich aan onze oogen bood. Eene uiterst lieflijke en keurig bebouwde vlakte, waarin verspreid vele kleine kampongs, alle in een groene bamboehaag half verscholen. Door het midden huppelt een helder riviertje, dat van alle ravijnen en inhammen der omringende bergwanden kleine zijstroompjes opneemt. Aan onze linkerhand het diepblauwe meer, aan den gezichtseinder weder door hooge bergruggen en toppen, die zich slechts wazig in de lucht afteekenen, begrensd. Schertsend besloten wij onder het afdalen ons later na onze pensionering in dit iddylische landschap in eene kleine villa te zullen terugtrekken.'
Prapat
Prapat is de grootste plaats aan het Tobameer. De plaats was al in de koloniale periode een populaire vakantiebestemming. Het is dat nog steeds, maar tegenwoordig vooral bij de Indonesische rijken en toeristen uit Azië. De overige toeristen stoppen hier enkel om de boot te nemen naar Tuk-Tuk op het Samosir eiland.
Samosir eiland
Vanaf Prapat, de grootste plaats aan het Tobameer, varen bootjes in drie kwartier naar het midden in het meer gelegen Samosireiland. Het eiland, dat qua vorm lijkt op een tafelberg, heeft een oppervlakte van 1055 km2. Het was voor de komst van de Nederlanders geen eiland maar een schiereiland, daar het door een smalle landengte van zo'n 200 meter met het vasteland verbonden was. Sinds de Nederlanders hier een kanaal door hebben gegraven om het mogelijk te maken per boot rond het eiland te varen, is het alleen nog via een brug met het vasteland verbonden. Tegen het graven van dit kanaal is in het begin van deze eeuw nogal wat lokaal verzet geweest, daar men bang was dat zo het contact met de op de vulkaan Pusuk Buhit wonende voorouders verbroken zou worden en het eiland zou zinken als het niet meer met het vasteland zou zijn verbonden. De angst van de lokale bevolking werd weggenomen door de briljante oplossing eerst een brug te bouwen, en pas daarna het kanaal er onderdoor te graven. Zo zou het contact met het vasteland nooit verbroken worden.
Wat te doen op Samosir?
Als u met een aantal mensen bent kunt u eventueel een boot huren om een leuke dagtocht over het meer te maken waarbij bijvoorbeeld Simanindo, Ambarita en Tomok bezocht kunnen worden. Reken op ongeveer € 40 voor de hele dag. U kunt een boot via het hotel laten regelen. Op het eiland kan men ook auto's, motoren en fietsen huren. Hoewel er niet veel verkeer op het eiland is, gebeuren er toch veel ongelukken door loslopend vee en het af en toe zeer slechte wegdek.
Tuk-Tuk
Tuk-tuk is een klein schiereiland aan het Samosireiland. Hier ligt de grootste concentratie hotels. De mensen zijn hier erg op het toerisme ingesteld, en kunnen van alles voor je regelen. Toch wordt je hier totaal niet lastig gevallen, en is Tuk-Tuk nog steeds een plaats waar je voor je rust heen kunt gaan. Hier is het vooral 's avonds gezellig wanneer de lokale jeugd, onder begeleiding van gitaarspel, populaire liedjes en originele Batakliederen (ture ture) in de restaurants opvoeren.
In het kleine dorpje Tomok bevindt zich het oude graf van een van de raja's van de Sibutarfamilie, dat op vijf minuten lopen van de oever van het meer ligt. Het dorpje zelf telt verschillende typisch Tobabatak huizen. Langs de weg naar het graf staan kraampjes waar Batakvrouwen allerlei souvenirs verkopen. Batak-'boeken' met het Batakschrift op de boombast, Batakkalenders op stukjes bamboe, geweven stoffen (ulos ulos), bronzen beeldjes en 'oude' messen en zwaarden. Van authentieke handgemaakte spullen is hier geen sprake; het merendeel wordt machinaal vervaardigd. Bij de ingang van het graf staat een oude banyan-boom. De eilandbewoners beweren dat het oudste graf, het stenen graf met een primitieve buste aan het hoofdeinde, meer dan 350 jaar oud is.
Achter de graven staan een stuk of twaalf willekeurig naast elkaar geplaatste door mos overwoekerde beelden. De beelden stellen een hofhouding met muzikanten voor.
Ambarita
Vanuit Tuk-tuk kun je een mooie wandeling van een uur maken naar Ambarita, een typisch Batakdorpje met huizen die versierd zijn met driedimensioneel houtsnijwerk. Zowel in Ambarita als langs de weg er naar toe kom je deze traditionele huizen tegen. De poorten die toegang bieden tot de ommuurde Batakdorpen is volgens voorschrift zo breed dat er een karbouw met lange horens doorheen kan en zo hoog dat een vrouw met een mand op haar hoofd eronderdoor kan. Op de binnenplaats in het oude centrum van Ambarita, waar vroeger recht werd gesproken, staat een 300 jaar oude stenen offerplaats met stenen stoelen en de tombe van Laga Siallagan, een lokale vorst. Wanneer vijanden gevangen waren genomen, werd op deze plaats over hun lot beslist. Meestal was de beslissing negatief en werd deze ten uitvoer gebracht op de nabijgelegen executieplaats. Ongelukkigen werden hier langzaam gevild, vervolgens onthoofd, in stukken gesneden en tesamen met buffelvlees gekookt. Het maal werd weggespoeld met bloed. Op het stenen blok in het midden werden de vijanden onthoofd. Een andere stenen sculptuur wordt de kannibalistische ontbijttafel genoemd. Helaas is de oude Batak-kunst van beeldhouwen in hout en steen onder invloed van het christendom en de islam bijna geheel verdwenen.
Simanindo
Simanindo is een interessant traditioneel Batak Toba dorpje, waarvan het oudste gedeelte nog omgeven wordt door een verdedigingswal. Het grote koningshuis is tegenwoordig een museum. Het aantal buffelhorens aan de buitenzijde laat zien hoeveel generaties vorsten er zijn geweest.
Voor het huis worden in het hoogseizoen dagelijks traditionele dansvoorstellingen in de openlucht gegeven. Aangezien de voorstellingen vrijwel dagelijks plaatsvinden, is het enthousiasme er bij de dansers allang vanaf. Temidden van zo'n honderd fotograferende en filmende toeristen is dit zo ongeveer de meest vreselijke voorstelling die je in Indonesië kunt bijwonen.
Pulau Tao
Op een kleine 10 minuten varen van Simanindo ligt het kleine Pulau Tao, ook wel het 'Honeymoon Island' genoemd, waar u kunt lunchen en zwemmen.
Pagaruran
De weg van Tuk-tuk naar Paguguran is smal en af en toe bijzonder slecht. De route is echter prachtig. U heeft voortdurend uitzicht op het meer. Vergeet echter als u een fiets of brommer hebt gehuurd niet op de kuilen in het wegdek te letten..
Pagururan is goed voor een kopje koffie. Eerder een bezoekje waard zijn de nabijgelegen hotsprings aan de voet van de Gunung Belirang. Je kunt hier lekker badderen. Vanaf de heuvels achter de baden heeft u mooie uitzichten over de omgeving.
Wat te doen op Samosir?
Als u met een aantal mensen bent kunt u eventueel een boot huren om een leuke dagtocht over het meer te maken waarbij bijvoorbeeld Simanindo, Ambarita en Tomok bezocht kunnen worden. Reken op ongeveer € 40 voor de hele dag. U kunt een boot via het hotel laten regelen. Op het eiland kan men ook auto's, motoren en fietsen huren. Hoewel er niet veel verkeer op het eiland is, gebeuren er toch veel ongelukken door loslopend vee en het af en toe zeer slechte wegdek.
Tuk-Tuk
Tuk-tuk is een klein schiereiland aan het Samosireiland. Hier ligt de grootste concentratie hotels. De mensen zijn hier erg op het toerisme ingesteld, en kunnen van alles voor je regelen. Toch wordt je hier totaal niet lastig gevallen, en is Tuk-Tuk nog steeds een plaats waar je voor je rust heen kunt gaan. Hier is het vooral 's avonds gezellig wanneer de lokale jeugd, onder begeleiding van gitaarspel, populaire liedjes en originele Batakliederen (ture ture) in de restaurants opvoeren.
In het kleine dorpje Tomok bevindt zich het oude graf van een van de raja's van de Sibutarfamilie, dat op vijf minuten lopen van de oever van het meer ligt. Het dorpje zelf telt verschillende typisch Tobabatak huizen. Langs de weg naar het graf staan kraampjes waar Batakvrouwen allerlei souvenirs verkopen. Batak-'boeken' met het Batakschrift op de boombast, Batakkalenders op stukjes bamboe, geweven stoffen (ulos ulos), bronzen beeldjes en 'oude' messen en zwaarden. Van authentieke handgemaakte spullen is hier geen sprake; het merendeel wordt machinaal vervaardigd. Bij de ingang van het graf staat een oude banyan-boom. De eilandbewoners beweren dat het oudste graf, het stenen graf met een primitieve buste aan het hoofdeinde, meer dan 350 jaar oud is.
Achter de graven staan een stuk of twaalf willekeurig naast elkaar geplaatste door mos overwoekerde beelden. De beelden stellen een hofhouding met muzikanten voor.
Ambarita
Vanuit Tuk-tuk kun je een mooie wandeling van een uur maken naar Ambarita, een typisch Batakdorpje met huizen die versierd zijn met driedimensioneel houtsnijwerk. Zowel in Ambarita als langs de weg er naar toe kom je deze traditionele huizen tegen. De poorten die toegang bieden tot de ommuurde Batakdorpen is volgens voorschrift zo breed dat er een karbouw met lange horens doorheen kan en zo hoog dat een vrouw met een mand op haar hoofd eronderdoor kan. Op de binnenplaats in het oude centrum van Ambarita, waar vroeger recht werd gesproken, staat een 300 jaar oude stenen offerplaats met stenen stoelen en de tombe van Laga Siallagan, een lokale vorst. Wanneer vijanden gevangen waren genomen, werd op deze plaats over hun lot beslist. Meestal was de beslissing negatief en werd deze ten uitvoer gebracht op de nabijgelegen executieplaats. Ongelukkigen werden hier langzaam gevild, vervolgens onthoofd, in stukken gesneden en tesamen met buffelvlees gekookt. Het maal werd weggespoeld met bloed. Op het stenen blok in het midden werden de vijanden onthoofd. Een andere stenen sculptuur wordt de kannibalistische ontbijttafel genoemd. Helaas is de oude Batak-kunst van beeldhouwen in hout en steen onder invloed van het christendom en de islam bijna geheel verdwenen.
Simanindo
Simanindo is een interessant traditioneel Batak Toba dorpje, waarvan het oudste gedeelte nog omgeven wordt door een verdedigingswal. Het grote koningshuis is tegenwoordig een museum. Het aantal buffelhorens aan de buitenzijde laat zien hoeveel generaties vorsten er zijn geweest.
Voor het huis worden in het hoogseizoen dagelijks traditionele dansvoorstellingen in de openlucht gegeven. Aangezien de voorstellingen vrijwel dagelijks plaatsvinden, is het enthousiasme er bij de dansers allang vanaf. Temidden van zo'n honderd fotograferende en filmende toeristen is dit zo ongeveer de meest vreselijke voorstelling die je in Indonesië kunt bijwonen.
Pulau Tao
Op een kleine 10 minuten varen van Simanindo ligt het kleine Pulau Tao, ook wel het 'Honeymoon Island' genoemd, waar u kunt lunchen en zwemmen.
Pagaruran
De weg van Tuk-tuk naar Paguguran is smal en af en toe bijzonder slecht. De route is echter prachtig. U heeft voortdurend uitzicht op het meer. Vergeet echter als u een fiets of brommer hebt gehuurd niet op de kuilen in het wegdek te letten..
Pagururan is goed voor een kopje koffie. Eerder een bezoekje waard zijn de nabijgelegen hotsprings aan de voet van de Gunung Belirang. Je kunt hier lekker badderen. Vanaf de heuvels achter de baden heeft u mooie uitzichten over de omgeving.
De Batak
Noord Sumatra is het thuisland van de Bataks. De Bataks worden onderverdeeld in zes stammen.
Dit zijn de zijn de Karo-, Toba-, Simalungung-, Pakpak-, Angkola-, en de Mandailing Batak. De stammen hebben elk hun eigen dialect en gebruiken. Elke Batakstam (marga) bestaat uit meerdere hechte clans (huta) die afstammen van een enkele mannelijke voorouder. Zorgvuldig is men in het bijhouden van de genealogieën die moeten bepalen welke status iemand heeft. Van welke clan men lid is hangt af van de vader.
De Batak gelden als een van de meest trotse bevolkingsgroepen van de republiek. Tegelijk hebben ze minder moeite met het zich aanpassen aan de moderniteiten van deze eeuw dan de meeste andere volkeren van Indonesië. De Batak zijn een van de meest ondernemende bevolkingsgroepen van de archipel. Vooral in het transport, het toerisme en het leger bekleden ze hoge posities. Nasution en Mochtar Lubis zijn bijvoorbeeld Batak.
Geschiedenis Bataks
Oorspronkelijk woonden de Batak in het laagland van de Himalaya en boven-Birma. Ongeveer 1500 jaar geleden werden ze daar verdreven en vestigden ze zich in Sumatra. De Batak trokken vrijwel direkt door naar de hogergelegen delen van het eiland, daar dit landschap het meest weg had van het land van hun voorouders. Toch hadden ze contact met de bewoners van de lagergelegen kustgebieden, waarvan ze onder andere de natte rijstcultuur overnamen. Gevangen tussen twee Islamitische volkeren, de Acheërs en de Minangkabau, leidden de Batak tot de komst van de Nederlanders een geïsoleerd bestaan. Het waren de tochten die de befaamde natuurvorser F.W. Junghuhn in 1840-1841 in dit gebied ondernam waardoor de Batak voor het eerst enige bekendheid kregen. Omstreeks het midden van de 19de eeuw kwamen de Batak onder de invloed van de islam en het christendom. Het waren Nederlandse en Duitse missionarissen van de Rheinische Mission die de Batak tot het christendom bekeerden, waarmee een einde kwam aan hun eeuwenoude animisme en kannibalisme. Het kannibalisme heeft bij de Batak zeer lang stand gehouden. Toch was het nog rond de eeuwwisseling rumoerig in de Bataklanden en waren de hier wonende stammen nog allerminst aan het Nederlands gezag onderworpen. Het geluk was aan de kant van de Batak toen overste van Daalen die tijdens zijn campagne van 1904 in de Gayo en Alas landen geen tijd bleek te hebben ook de Bataklanden op zijn hardhandige manier te pacificeren. Doordat de overste in Alasland vernam dat van Heutz naar 's Gravenhage was ontboden, en begreep dat dit betekende dat zijn baas Gouverneurgeneraal zou worden en hijzelf zijn opvolger, haastte hij zich terug naar Kota Radja om zijn mededingers voor te zijn.
Religie
Voor de Batak is de ziel, die ze tondi noemen, het wezenlijkste deel van mens, dier en plant. Wanneer de tondi het lichaam verlaat zal ziekte en rampspoed volgen. Tussen de scheppingsverhalen van de verschillende volken bestaan duidelijke overeenkomsten. Zo kennen de Dajak en de Batak een boven-, midden- en onderwereld. De Batak hangen tegenwoordig voor het merendeel het christendom aan en zijn overwegend protestant. Veel Noordelijke Batak zijn echter animisten gebleven, en de Mandailing hangen tegenwoordig het Islamitische geloof aan.
Architectuur
De hutas (dorpen waarin een clan woont) bestaan uit een lange straat waarlangs verschillende grote rumah adats, rijstschuren en gebouwen als gemeenschapshuizen staan. Vanwege de constante staat van oorlog waarin de dorpen zich vroeger bevonden, worden ze omgeven door een aarden wal, pallisades en een ondoordringbare bamboehaag. Bij de entree van een Batakdorp vindt je meestal de partukhoan, een openlucht vergaderruimte, waarin stenen tafels en stoelen staan. Hier werd vergadert en recht gesproken. De huizen van de Batak, die jabu worden genoemd, zijn gebouwd van pekkihout, een soort dennehout. De lengte van de huizen is ongeveer 18 meter. Voor de bouw van de huizen gebruikt men geen spijkers, maar touw en houten pennen. Ze staan op palen en worden bekroond door een aan beide uiteinden steil oprijzend dak. Matten en gordijnen delen de ruimte in het huis op in afzonderlijke ruimtes voor de families die het huis bewonen. In de dorpen staat vrijwel altijd een reusachtige waringin, die door de Batak als de levensboom wordt gezien. Deze bomen werden op belangrijke gebeurtenissen geplant, zoals de stichting van het dorp of het overlijden van het clan-hoofd.
De Toba Batak
Het Tobameer, de meest populaire vakantiebestemming op Sumatra, ligt in het centrum van de Bataklanden. Samosireiland is waarschijnlijk de plek waar de eerste Batak zich vestigden na hun komst in Sumatra. Het wordt in elk geval door alle stammen gezien als de plek waar de voorouders vandaan gekomen zijn. Ze beschouwen Si Raja Batak als de gemeenschappelijke voorvader. De rond het Tobameer wonende Toba-Batakstam is de grootste van de 6 verschillende Batakstammen en wordt beschouwd als de meest pure Batakstam.
Architectuur
De bouw van de huizen heeft te maken met de eerbied die de Karo Batak hebben voor drie goden. Het huis wordt boven de grond gebouwd uit eerbied voor de god van de landbouw. Het huis zelf is voor de god van alle andere spullen, en het dak is voor de god van de zon, sterren en het weer. Aan deze goden wordt elke keer respect betoond bij het binnentreden en verlaten van het huis. Als je bij binnenkomst de langste bamboestok van de ladder vastpakt, respecteer je hiermee de hoogste god. De ingang van het huis is zo laag gemaakt dat je moet buigen om naar binnen te kunnen, zodat je de middelste god niet schoffeert. Om de laagste god te respecteren pak je bij het afdalen van de ladder de korte bamboe stok.
In een karobatakhuis wonen verschillende families samen. De woonvertrekken zijn niet door muren gescheiden, maar iedereen weet welk deel van het huis aan welke familie toebehoort. Er moet toestemming gevraagd worden om het deel van het huis van een andere familie betreden. Ook zijn er strikte regels tussen aangetrouwde familieleden, bijvoorbeeld tussen schoonmoeder en schoonzoon. Het is onder andere verboden elkaar direkt te adresseren, zodat ze zich tot een pan of een pilaar richten als ze met elkaar praten. Tegenwoordig slapen de jonge jongens in de rijstschuur van het Karo Batak huis voor wat meer privacy.
De Mandailing Batak
De Mandailing van Tapanuli is de enige Batakstam die de islam aanhangt. Ze staan toe dat jongeren voor het huwelijk sexuele ervaring op doen, de geslachtsdaad inbegrepen. De traditie van de 'markusip' (letterlijk fluisteren) getrouw fluisteren jonge mannen hun verlangens door de kieren van de kamer waarin de uitverkorene zich bevindt.
Dit zijn de zijn de Karo-, Toba-, Simalungung-, Pakpak-, Angkola-, en de Mandailing Batak. De stammen hebben elk hun eigen dialect en gebruiken. Elke Batakstam (marga) bestaat uit meerdere hechte clans (huta) die afstammen van een enkele mannelijke voorouder. Zorgvuldig is men in het bijhouden van de genealogieën die moeten bepalen welke status iemand heeft. Van welke clan men lid is hangt af van de vader.
De Batak gelden als een van de meest trotse bevolkingsgroepen van de republiek. Tegelijk hebben ze minder moeite met het zich aanpassen aan de moderniteiten van deze eeuw dan de meeste andere volkeren van Indonesië. De Batak zijn een van de meest ondernemende bevolkingsgroepen van de archipel. Vooral in het transport, het toerisme en het leger bekleden ze hoge posities. Nasution en Mochtar Lubis zijn bijvoorbeeld Batak.
Geschiedenis Bataks
Oorspronkelijk woonden de Batak in het laagland van de Himalaya en boven-Birma. Ongeveer 1500 jaar geleden werden ze daar verdreven en vestigden ze zich in Sumatra. De Batak trokken vrijwel direkt door naar de hogergelegen delen van het eiland, daar dit landschap het meest weg had van het land van hun voorouders. Toch hadden ze contact met de bewoners van de lagergelegen kustgebieden, waarvan ze onder andere de natte rijstcultuur overnamen. Gevangen tussen twee Islamitische volkeren, de Acheërs en de Minangkabau, leidden de Batak tot de komst van de Nederlanders een geïsoleerd bestaan. Het waren de tochten die de befaamde natuurvorser F.W. Junghuhn in 1840-1841 in dit gebied ondernam waardoor de Batak voor het eerst enige bekendheid kregen. Omstreeks het midden van de 19de eeuw kwamen de Batak onder de invloed van de islam en het christendom. Het waren Nederlandse en Duitse missionarissen van de Rheinische Mission die de Batak tot het christendom bekeerden, waarmee een einde kwam aan hun eeuwenoude animisme en kannibalisme. Het kannibalisme heeft bij de Batak zeer lang stand gehouden. Toch was het nog rond de eeuwwisseling rumoerig in de Bataklanden en waren de hier wonende stammen nog allerminst aan het Nederlands gezag onderworpen. Het geluk was aan de kant van de Batak toen overste van Daalen die tijdens zijn campagne van 1904 in de Gayo en Alas landen geen tijd bleek te hebben ook de Bataklanden op zijn hardhandige manier te pacificeren. Doordat de overste in Alasland vernam dat van Heutz naar 's Gravenhage was ontboden, en begreep dat dit betekende dat zijn baas Gouverneurgeneraal zou worden en hijzelf zijn opvolger, haastte hij zich terug naar Kota Radja om zijn mededingers voor te zijn.
Religie
Voor de Batak is de ziel, die ze tondi noemen, het wezenlijkste deel van mens, dier en plant. Wanneer de tondi het lichaam verlaat zal ziekte en rampspoed volgen. Tussen de scheppingsverhalen van de verschillende volken bestaan duidelijke overeenkomsten. Zo kennen de Dajak en de Batak een boven-, midden- en onderwereld. De Batak hangen tegenwoordig voor het merendeel het christendom aan en zijn overwegend protestant. Veel Noordelijke Batak zijn echter animisten gebleven, en de Mandailing hangen tegenwoordig het Islamitische geloof aan.
Architectuur
De hutas (dorpen waarin een clan woont) bestaan uit een lange straat waarlangs verschillende grote rumah adats, rijstschuren en gebouwen als gemeenschapshuizen staan. Vanwege de constante staat van oorlog waarin de dorpen zich vroeger bevonden, worden ze omgeven door een aarden wal, pallisades en een ondoordringbare bamboehaag. Bij de entree van een Batakdorp vindt je meestal de partukhoan, een openlucht vergaderruimte, waarin stenen tafels en stoelen staan. Hier werd vergadert en recht gesproken. De huizen van de Batak, die jabu worden genoemd, zijn gebouwd van pekkihout, een soort dennehout. De lengte van de huizen is ongeveer 18 meter. Voor de bouw van de huizen gebruikt men geen spijkers, maar touw en houten pennen. Ze staan op palen en worden bekroond door een aan beide uiteinden steil oprijzend dak. Matten en gordijnen delen de ruimte in het huis op in afzonderlijke ruimtes voor de families die het huis bewonen. In de dorpen staat vrijwel altijd een reusachtige waringin, die door de Batak als de levensboom wordt gezien. Deze bomen werden op belangrijke gebeurtenissen geplant, zoals de stichting van het dorp of het overlijden van het clan-hoofd.
De Toba Batak
Het Tobameer, de meest populaire vakantiebestemming op Sumatra, ligt in het centrum van de Bataklanden. Samosireiland is waarschijnlijk de plek waar de eerste Batak zich vestigden na hun komst in Sumatra. Het wordt in elk geval door alle stammen gezien als de plek waar de voorouders vandaan gekomen zijn. Ze beschouwen Si Raja Batak als de gemeenschappelijke voorvader. De rond het Tobameer wonende Toba-Batakstam is de grootste van de 6 verschillende Batakstammen en wordt beschouwd als de meest pure Batakstam.
Architectuur
De bouw van de huizen heeft te maken met de eerbied die de Karo Batak hebben voor drie goden. Het huis wordt boven de grond gebouwd uit eerbied voor de god van de landbouw. Het huis zelf is voor de god van alle andere spullen, en het dak is voor de god van de zon, sterren en het weer. Aan deze goden wordt elke keer respect betoond bij het binnentreden en verlaten van het huis. Als je bij binnenkomst de langste bamboestok van de ladder vastpakt, respecteer je hiermee de hoogste god. De ingang van het huis is zo laag gemaakt dat je moet buigen om naar binnen te kunnen, zodat je de middelste god niet schoffeert. Om de laagste god te respecteren pak je bij het afdalen van de ladder de korte bamboe stok.
In een karobatakhuis wonen verschillende families samen. De woonvertrekken zijn niet door muren gescheiden, maar iedereen weet welk deel van het huis aan welke familie toebehoort. Er moet toestemming gevraagd worden om het deel van het huis van een andere familie betreden. Ook zijn er strikte regels tussen aangetrouwde familieleden, bijvoorbeeld tussen schoonmoeder en schoonzoon. Het is onder andere verboden elkaar direkt te adresseren, zodat ze zich tot een pan of een pilaar richten als ze met elkaar praten. Tegenwoordig slapen de jonge jongens in de rijstschuur van het Karo Batak huis voor wat meer privacy.
De Mandailing Batak
De Mandailing van Tapanuli is de enige Batakstam die de islam aanhangt. Ze staan toe dat jongeren voor het huwelijk sexuele ervaring op doen, de geslachtsdaad inbegrepen. De traditie van de 'markusip' (letterlijk fluisteren) getrouw fluisteren jonge mannen hun verlangens door de kieren van de kamer waarin de uitverkorene zich bevindt.
Balige
Van Prapat naar Tarutung
Vanaf Prapat verlaat de weg het meer om er in de buurt van het kleine plaatsje Silaen weer terug te komen. Bij Porsea rij je de brug over waar de Asahan het Tobameer uitstroomt. De weg tot Tarutung is gedeeltelijk verbreed en versterkt ten behoeve van de vrachtwagens die af en aan reden tijdens de bouw van de Asahan-waterkrachtcentrale begin jaren tachtig. Deze waterkrachtcentrale, die grotendeels met Japans investeringen tot stand is gekomen, levert ruim 500 megawatt. De rivier de Asahan, gevoed door het Tobameer, mondt in de Straat Malakka uit.
De laatste plaats aan het meer is Balige, waarna de weg naar het zuiden in de richting van Siborongborong verder gaat. In Balige moet indien mogelijk gestopt worden voor een bezoek aan de Batak markthallen. De markt van Balige is gebouwd in de traditionele Tapanuli-stijl.
De christelijke generaal Panjaitan, die bij de coup van 1965 werd vermoord, is in Balige geboren. Zijn gedenkteken staat in het centrum van de stad. Twee kilometer buiten Balige ligt het graf van de laatste Batakvorst, Sisingamanga Raja XII. Deze raja stond aan het hoofd van de opstand tegen het Nederlandse koloniale bewind, die van 1878 tot 1907 duurde.
Tarutung
Tarutung is een stoffig ingeslapen stadje met een bioscoop, die zoals gewoonlijk gespecialiseerd is in actiefilms van B-kwaliteit. Als je hier een lunchstop moet maken is restaurant Kenari (Jl. D.I. Panjaitan 43) een goede keuze als je van de Sumatraanse keuken houdt. Goed en goedkoop Padangrestaurant. Restaurant Sukaria (Jl. Dr. Tobing) is een goed Chinees restaurant. Het wordt druk bezocht door groepen, dus let op de prijzen. Om de hoek zijn eenvoudige lokale restaurants.
Padangsidempuan
De eerste grote plaats na Taruntung is Padangsidempuan, een stad die bekend is om zijn salak, een naar een zure appel smakende vrucht met een harde bruine schil. Padang Sidempuan wordt dan ook wel Kota salak genoemd. De stad heeft bijzonder weinig te bieden, en wordt enkel door veel toeristen gebruik als overnachtingsstop tussen het Tobameer en Bukittinggi.
Vanaf Prapat verlaat de weg het meer om er in de buurt van het kleine plaatsje Silaen weer terug te komen. Bij Porsea rij je de brug over waar de Asahan het Tobameer uitstroomt. De weg tot Tarutung is gedeeltelijk verbreed en versterkt ten behoeve van de vrachtwagens die af en aan reden tijdens de bouw van de Asahan-waterkrachtcentrale begin jaren tachtig. Deze waterkrachtcentrale, die grotendeels met Japans investeringen tot stand is gekomen, levert ruim 500 megawatt. De rivier de Asahan, gevoed door het Tobameer, mondt in de Straat Malakka uit.
De laatste plaats aan het meer is Balige, waarna de weg naar het zuiden in de richting van Siborongborong verder gaat. In Balige moet indien mogelijk gestopt worden voor een bezoek aan de Batak markthallen. De markt van Balige is gebouwd in de traditionele Tapanuli-stijl.
De christelijke generaal Panjaitan, die bij de coup van 1965 werd vermoord, is in Balige geboren. Zijn gedenkteken staat in het centrum van de stad. Twee kilometer buiten Balige ligt het graf van de laatste Batakvorst, Sisingamanga Raja XII. Deze raja stond aan het hoofd van de opstand tegen het Nederlandse koloniale bewind, die van 1878 tot 1907 duurde.
Tarutung
Tarutung is een stoffig ingeslapen stadje met een bioscoop, die zoals gewoonlijk gespecialiseerd is in actiefilms van B-kwaliteit. Als je hier een lunchstop moet maken is restaurant Kenari (Jl. D.I. Panjaitan 43) een goede keuze als je van de Sumatraanse keuken houdt. Goed en goedkoop Padangrestaurant. Restaurant Sukaria (Jl. Dr. Tobing) is een goed Chinees restaurant. Het wordt druk bezocht door groepen, dus let op de prijzen. Om de hoek zijn eenvoudige lokale restaurants.
Padangsidempuan
De eerste grote plaats na Taruntung is Padangsidempuan, een stad die bekend is om zijn salak, een naar een zure appel smakende vrucht met een harde bruine schil. Padang Sidempuan wordt dan ook wel Kota salak genoemd. De stad heeft bijzonder weinig te bieden, en wordt enkel door veel toeristen gebruik als overnachtingsstop tussen het Tobameer en Bukittinggi.
Bukittinggi
Bukittinggi is het administratieve en culturele centrum van de Minangkabau. Bukittingi (de naam betekent 'hoge berg') ligt op 930 meter hoogte boven de imposante Ngarai, een diep rivierdal, dat in de koloniale periode bekend stond als het 'karbouwengat'.
Bukittingi, dat op 920 meter hoogte op het Agam plateau ligt, heeft een koel en zonnig klimaat en is een van de mooiste steden van het eiland. Aan de ene kant van de stad verheft zich de 2891 meter hoge vulkaan de Merapi, aan de andere kant de hoge Singgalang.
Bezienswaardigheden Fort de Kock
Tijdens de koloniale periode heette de stad Fort de Kock, naar de nederlandse officier Hendrik de Kock. Vanaf het voormalige Fort de Kock heb je een prachtig uitzicht over een deel van de stad en het omringende gebied. Het fort zelf dateert uit 1825, maar is weinig bezienswaardig.
Dierentuin
De heuvel waarop de dierentuin ligt is het hoogste punt van Bukittinggi. Behalve dat de dierentuin aan de meest uiteenlopende Sumatraanse diersoorten onderdak biedt, heeft het een fraaie vogelcollectie. De dieren zien er helaas vaak nogal wat verwaarloosd uit en leven over het algemeen in erbarmelijke omstandigheden.
Minangkabau museum
Op het terrein van de dierentuin ligt ook het Rumah Adat Bandjuang Museum, waar magnifieke voorbeelden van de Minangkabause kleding, wapens, beeldhouwkunst en houtsnijwerk bewaard worden. Ook heeft het museum een fraaie collectie muziekinstrumenten. Het museum heeft in 1844 zijn poorten voor het publiek geopend, en is een goed voorbeeld van klassieke Minangkabause architectuur.
Gua Jepang
De Gua Jepang ligt langs de weg die naar het karbouwengat voert. Bij de ingang van dit tijdens de Tweede Wereldoorlog aangelegde gangenstelsel is een relief te zien waarop Japanners op de punt van hun bajonet romusha's (Indonesische dwangarbeiders) aan het werk zetten. Als je het gangenstelsel in wilt, moet je entree betalen. In 1942 is men met de aanleg begonnen, maar de gangen zijn nooit in gebruik genomen.
Winkelen
De pasarliefhebbers moeten nog een bezoek brengen aan de overdekte markthallen en de marktkraampjes op de trappen. De Pasar Atas is in Minangkabau stijl ontworpen. Al jaren beijvert de indonesische regering zich om de markt een definitievere behuizing te geven. De Minangkabause vrouwen die hier inkopen doen, dragen schitterende fleurige kleding. Een groot deel van de markt is in de jaren negentig afgebrand.
Bukittingi, dat op 920 meter hoogte op het Agam plateau ligt, heeft een koel en zonnig klimaat en is een van de mooiste steden van het eiland. Aan de ene kant van de stad verheft zich de 2891 meter hoge vulkaan de Merapi, aan de andere kant de hoge Singgalang.
Bezienswaardigheden Fort de Kock
Tijdens de koloniale periode heette de stad Fort de Kock, naar de nederlandse officier Hendrik de Kock. Vanaf het voormalige Fort de Kock heb je een prachtig uitzicht over een deel van de stad en het omringende gebied. Het fort zelf dateert uit 1825, maar is weinig bezienswaardig.
Dierentuin
De heuvel waarop de dierentuin ligt is het hoogste punt van Bukittinggi. Behalve dat de dierentuin aan de meest uiteenlopende Sumatraanse diersoorten onderdak biedt, heeft het een fraaie vogelcollectie. De dieren zien er helaas vaak nogal wat verwaarloosd uit en leven over het algemeen in erbarmelijke omstandigheden.
Minangkabau museum
Op het terrein van de dierentuin ligt ook het Rumah Adat Bandjuang Museum, waar magnifieke voorbeelden van de Minangkabause kleding, wapens, beeldhouwkunst en houtsnijwerk bewaard worden. Ook heeft het museum een fraaie collectie muziekinstrumenten. Het museum heeft in 1844 zijn poorten voor het publiek geopend, en is een goed voorbeeld van klassieke Minangkabause architectuur.
Gua Jepang
De Gua Jepang ligt langs de weg die naar het karbouwengat voert. Bij de ingang van dit tijdens de Tweede Wereldoorlog aangelegde gangenstelsel is een relief te zien waarop Japanners op de punt van hun bajonet romusha's (Indonesische dwangarbeiders) aan het werk zetten. Als je het gangenstelsel in wilt, moet je entree betalen. In 1942 is men met de aanleg begonnen, maar de gangen zijn nooit in gebruik genomen.
Winkelen
De pasarliefhebbers moeten nog een bezoek brengen aan de overdekte markthallen en de marktkraampjes op de trappen. De Pasar Atas is in Minangkabau stijl ontworpen. Al jaren beijvert de indonesische regering zich om de markt een definitievere behuizing te geven. De Minangkabause vrouwen die hier inkopen doen, dragen schitterende fleurige kleding. Een groot deel van de markt is in de jaren negentig afgebrand.
De Minangkabau van West-Sumatra
West-Sumatra wordt ook wel eens Ranah Minang genoemd, het land van de Minangkabau. De provincie telt 3,8 miljoen inwoners, waarvan 95 procent Minangkabauers zijn. De Minangkabau maken 25 procent van de Sumatraanse bevolking uit. Ze wonen ook buiten West-Sumatra, in Zuid-Tapanuli (Noord- Sumatra), rond de bovenloop van de Kampar Kiri en de Kampar Kanan (Riau) en langs de Btanag Hari-rivier (Jambi). De vier traditionele Minangkabaustammen zijn de Melayu, Tanjung, Jambak en de Chaniago. Minangkabauers staan bekend als uitstekende boeren en handwerkslieden. Daarnaast hebben ze tevens een belangrijk aandeel in de handel.
Achtergrond Minangkabau
De vrouwen zijn de baas.
De Minangkabau zijn vooral bekend door hun matrairchale familiesysteem. Huizen en land zijn eigendom van de vrouwen. Toch heerst er geen diktatuur van de vrouwen, maar eerder een machtsbalans tussen de geslachten. Naar buiten toe vertegenwoordigen de mannen de familie. Ze hebben leidinggevende functies op sociaal en religieus gebied. Volgens een spreekwoord van de Minangkabau heeft 'De man de eer, de vrouw het bezit'. Nog altijd is het zo dat de man bij het huwelijk de bruid- of in dit geval dus de bruidegomsschat ontvangt. Dit kan naar gelang de rijkdom van de familie van de bruid en de status van de bruidegom een ring, een waterbuffel of zelfs een auto zijn. Na het huwelijk trekt de man in het huis van zijn vrouw in. Hij dient nu de velden van zijn vrouw en zijn moeder te bewerken.
Als beloning voor zijn werk ontvangt hij een vastgesteld deel van de oogst. Het kan ook het geval zijn dat er op kosten van de familie verder gestudeerd wordt. De ouderlijke macht over de kinderen ligt bij de familie van de vrouw. Voor jongens is niet de vader maar de oudste broer van de moeder de belangrijkste persoon. Na een scheiding blijven de kinderen bij deze oom of bij hun moeder. De man moet wanneer hij niet in zijn eigen onderhoud kan voorzien weer teruggaan naar zijn moeder.
Ofschoon de Minankabau moslim zijn, vormt de islam geen bedreiging voor het matriarchaat. Wat wel een bedreiging vormt is de westerse machocultuur zoals die in B-fims op de tv en in de bioscopen te zien is. Onder invloed hiervan gaan jongeren zich in toenemende mate verzetten tegen de oude matriarchale verhoudingen. Ook de trek naar de steden draagt ertoe bij dat de oude verhoudingen in de knel raken; men verlaat de gemeenschap en de sociale controle op het naleven van de adat.
De legende
Een oude legende vertelt hoe de Minangkabau aan hun naam kwamen. In een twist over landbezit met Javanen werd besloten dat een gevecht tussen twee buffels uit moest maken wie gelijk had. De Sumatranen kozen in plaats van een sterke buffel een jong kalf dat voor zijn voeding nog afhankelijk was van zijn moeder. Ze lieten het 10 dagen verhongeren waarna ze op de neus van het dier een ijzeren pen aanbrachten. De Javanen, die hun sterkste buffel in de strijd hadden geworpen stonden verbaasd te kijken naar het kalf dat de Sumatranen in de strijd hadden geworpen. Al heel spoedig werd duidelijk wat de Sumatraanse list inhield. Wanhopig op zoek naar moedermelk boorde het kalf zijn neus in de buik van de Javaanse buffel die dodelijk gewond door de ijzeren pen ter aarde stortte. De strijd (minang) was door de kleine buffel (kerbau) gewonnen, vandaar de naam van de stam. Vandaag de dag is de buffel nog altijd het symbool van de stam der Minangkabau.
Architectuur
De huizen (rumah gadang) van de Minangkabauers staan op palen, die tevens de afscheiding tussen de verschillende afdelingen vormen. In deze afdelingen wonen de verschillende groepen van het grotere familieverband. Elke man of vrouw blijft het hele leven lid van zijn of haar maternale rumah (huis). Aan het traditionele Minangkabau huis wordt overigens steeds een extra puntdak toegevoegd, wanneer moeder of oma (binnen de matriarchale Minangkabause samenleving de baas in huis) een schoonzoon rijker is. Iedere dochter heeft een eigen kamer waar ze haar man, die vaak alleen s'nachts komt, ontvangt. De kinderen groeien op in het longhouse van de moeder. De man heeft weinig over hun opvoeding te zeggen. Hoewel de Islam mannen als erfgenamen boven vrouwen stelt, gehoorzamen de Minankabau hier nauwelijks aan.
Races
De Minangkabau zijn dol op races en wedstrijden. Hieronder staan de belangrijkste:
Paardenraces
Elke maand wordt ergens in de provincie een paardenrace gehouden. Het zijn non-commerciële races tussen teams uit verschillende districten. De paarden worden ongezadeld bereden. De afstanden van de races liggen tussen de achthonderd en zestienhonderd meter. Informeer bij de plaatselijke VVV en touroperators waar en wanneer de volgende races plaatsvinden. Karbouwenraces
Deze races worden meestal gehouden als de velden geploegd moeten worden. Twee stieren worden voor een ploeg gespannen. De jockey staat op de ploeg en spoort de beesten aan, soms door ze in de staart te bijten. Eendenraces
Deze bijzondere races worden soms in de omgeving van Payakumbuh gehouden. De eenden moeten een traject van achthonderd tot tweeduizend meter vliegen. De winnaar is de eend die het traject volgt en als eerste over de finish gaat.
Achtergrond Minangkabau
De vrouwen zijn de baas.
De Minangkabau zijn vooral bekend door hun matrairchale familiesysteem. Huizen en land zijn eigendom van de vrouwen. Toch heerst er geen diktatuur van de vrouwen, maar eerder een machtsbalans tussen de geslachten. Naar buiten toe vertegenwoordigen de mannen de familie. Ze hebben leidinggevende functies op sociaal en religieus gebied. Volgens een spreekwoord van de Minangkabau heeft 'De man de eer, de vrouw het bezit'. Nog altijd is het zo dat de man bij het huwelijk de bruid- of in dit geval dus de bruidegomsschat ontvangt. Dit kan naar gelang de rijkdom van de familie van de bruid en de status van de bruidegom een ring, een waterbuffel of zelfs een auto zijn. Na het huwelijk trekt de man in het huis van zijn vrouw in. Hij dient nu de velden van zijn vrouw en zijn moeder te bewerken.
Als beloning voor zijn werk ontvangt hij een vastgesteld deel van de oogst. Het kan ook het geval zijn dat er op kosten van de familie verder gestudeerd wordt. De ouderlijke macht over de kinderen ligt bij de familie van de vrouw. Voor jongens is niet de vader maar de oudste broer van de moeder de belangrijkste persoon. Na een scheiding blijven de kinderen bij deze oom of bij hun moeder. De man moet wanneer hij niet in zijn eigen onderhoud kan voorzien weer teruggaan naar zijn moeder.
Ofschoon de Minankabau moslim zijn, vormt de islam geen bedreiging voor het matriarchaat. Wat wel een bedreiging vormt is de westerse machocultuur zoals die in B-fims op de tv en in de bioscopen te zien is. Onder invloed hiervan gaan jongeren zich in toenemende mate verzetten tegen de oude matriarchale verhoudingen. Ook de trek naar de steden draagt ertoe bij dat de oude verhoudingen in de knel raken; men verlaat de gemeenschap en de sociale controle op het naleven van de adat.
De legende
Een oude legende vertelt hoe de Minangkabau aan hun naam kwamen. In een twist over landbezit met Javanen werd besloten dat een gevecht tussen twee buffels uit moest maken wie gelijk had. De Sumatranen kozen in plaats van een sterke buffel een jong kalf dat voor zijn voeding nog afhankelijk was van zijn moeder. Ze lieten het 10 dagen verhongeren waarna ze op de neus van het dier een ijzeren pen aanbrachten. De Javanen, die hun sterkste buffel in de strijd hadden geworpen stonden verbaasd te kijken naar het kalf dat de Sumatranen in de strijd hadden geworpen. Al heel spoedig werd duidelijk wat de Sumatraanse list inhield. Wanhopig op zoek naar moedermelk boorde het kalf zijn neus in de buik van de Javaanse buffel die dodelijk gewond door de ijzeren pen ter aarde stortte. De strijd (minang) was door de kleine buffel (kerbau) gewonnen, vandaar de naam van de stam. Vandaag de dag is de buffel nog altijd het symbool van de stam der Minangkabau.
Architectuur
De huizen (rumah gadang) van de Minangkabauers staan op palen, die tevens de afscheiding tussen de verschillende afdelingen vormen. In deze afdelingen wonen de verschillende groepen van het grotere familieverband. Elke man of vrouw blijft het hele leven lid van zijn of haar maternale rumah (huis). Aan het traditionele Minangkabau huis wordt overigens steeds een extra puntdak toegevoegd, wanneer moeder of oma (binnen de matriarchale Minangkabause samenleving de baas in huis) een schoonzoon rijker is. Iedere dochter heeft een eigen kamer waar ze haar man, die vaak alleen s'nachts komt, ontvangt. De kinderen groeien op in het longhouse van de moeder. De man heeft weinig over hun opvoeding te zeggen. Hoewel de Islam mannen als erfgenamen boven vrouwen stelt, gehoorzamen de Minankabau hier nauwelijks aan.
Races
De Minangkabau zijn dol op races en wedstrijden. Hieronder staan de belangrijkste:
Elke maand wordt ergens in de provincie een paardenrace gehouden. Het zijn non-commerciële races tussen teams uit verschillende districten. De paarden worden ongezadeld bereden. De afstanden van de races liggen tussen de achthonderd en zestienhonderd meter. Informeer bij de plaatselijke VVV en touroperators waar en wanneer de volgende races plaatsvinden.
Deze races worden meestal gehouden als de velden geploegd moeten worden. Twee stieren worden voor een ploeg gespannen. De jockey staat op de ploeg en spoort de beesten aan, soms door ze in de staart te bijten.
Deze bijzondere races worden soms in de omgeving van Payakumbuh gehouden. De eenden moeten een traject van achthonderd tot tweeduizend meter vliegen. De winnaar is de eend die het traject volgt en als eerste over de finish gaat.
De omgeving van Bukittinggi
Goa Ngalau Kamang
Op ongeveer 15 kilometer vanaf Bukittinggi ligt de Goa Ngalau Kamang. In deze 15 kilometer lange druipsteengrot zou Imam bonjol zich met zijn volgelingen voor de Nederlanders hebben schuilgehouden tijdens de Padri-oorlog in de eerste helft van de 19de eeuw.
Pandai Sikat
In Pandai Sikat wonen een aantal houtsnijders. Verder worden er in dit dorp ook traditionele stoffen geweefd. Op zaterdag en dinsdag worden hier af en toe stierengevechten gehouden. Vanaf het dorp kan je de Singgalang (2877 m) en de Merapi (2891 m) beklimmen.
Payakumbuh
Zondag is marktdag in Payakumbuh. Bij de brug over de Batang Agamrivier hebben de Nederlanders tijdens de onafhankelijkheidsoorlog een groot aantal mannelijke inwoners van Payakumbuh geëxecuteerd. De brug heet de Ratapan Ibu, ofwel de treurende moeders.
Batang Tabik
Dit door een bron gevoede zwembad ligt vier kilometer vanaf Payakumbuh. Het restaurant bij het zwembad serveert gerechten uit de Padangkeuken.
De Harau kloof
De indrukwekkende Harau kloof ligt vijftien kilometer ten noordoosten van Payakumbuh. In het gebied leven tapirs, wilde geiten en tijgers. Er zijn een aantal zeer hoge watervallen, die vooral in het regenseizoen bijzonder spectaculair zijn. Ook als je het karbouwengat al gezien hebt is deze kloof een absolute aanrader !
Batusangkar
De kleine plaats Batusangkar, 41 kilometer vanaf Bukittinggi, wordt beschouwd als het centrum van de Minangkabaucultuur. In het plaatsje staan een aantal mooie rumah adats, waaronder en traditionele vergaderruimte. Balimbing, tien kilometer ten oosten van Batusangkar, heeft een aantal fraaie oude huizen uit de 16de eeuw.
Pagaruyung
In Pagaruyung, vijf kilometer vanaf Batusangkar, staat een magnifieke replica van het koningshuis van het veertiende eeuwse Hindurijk Adityawarman.
Kota Gadang
Het kleine dorp Kota Gadang is beroemd vanwege zijn handgeborduurde sjaals en goud- en zilversmeedkunst. Opvallend is ook dat twee oud premiers van het land; Haji Agus Salim en Mohamed Nasir, hier geboren zijn. Je kunt in een half uur van Bukittinggi naar Kota Gadang wandelen en, of teruglopen, of met een minibusje via een omweg terugkeren naar Bukittinggi.
Het Karbouwengat
De Ngarai Sianok is een vier kilometer lang ravijn met steile rotswanden vlak buiten Bukittinggi. Dit ravijn, ons beter bekend als het karbouwengat, wordt ook wel eens de Grand Canyon van Indonesië genoemd. Vanaf het uitzichtpunt (Panorama Baru I) aan de zuidkant van de stad voert het pad naar Kota Gadang de kloof in. Je kunt op de bodem van de kloof heerlijk wandelen, waarbij je af en toe door riviertjes heen moet waden. Je kunt ook in twee à drie uur vanaf Panorama Baru II, dat op 10 minuten rijden buiten de stad ligt, naar Panorama Baru I lopen. Hierbij moet zo'n 20 maal de rivier doorkruist worden. Eerst daal je steil af naar een bamboebrug in de kloof. Je gaat dan niet de brug over, maar linksaf de rivier door.
Wandeling naar het Maninjaumeer
Het is ook mogelijk om vanaf Panorama Baru II in ruim zes uur via Matur en Puncak Lawang naar het Maninjaumeer te wandelen. Hiervoor moet je de bamboebrug beneden in de kloof bij Panorama Baru II oversteken. Vanaf Puncak Lawang daal je in anderhalf uur steil af door het regenwoud en koffietuinen naar het Maninjaumeer. Halverwege die afdaling kun je wat drinken in het junglelosmen van pak Anas. Een lange, maar schitterende tocht ! Neem een gids mee.
Op ongeveer 15 kilometer vanaf Bukittinggi ligt de Goa Ngalau Kamang. In deze 15 kilometer lange druipsteengrot zou Imam bonjol zich met zijn volgelingen voor de Nederlanders hebben schuilgehouden tijdens de Padri-oorlog in de eerste helft van de 19de eeuw.
Pandai Sikat
In Pandai Sikat wonen een aantal houtsnijders. Verder worden er in dit dorp ook traditionele stoffen geweefd. Op zaterdag en dinsdag worden hier af en toe stierengevechten gehouden. Vanaf het dorp kan je de Singgalang (2877 m) en de Merapi (2891 m) beklimmen.
Payakumbuh
Zondag is marktdag in Payakumbuh. Bij de brug over de Batang Agamrivier hebben de Nederlanders tijdens de onafhankelijkheidsoorlog een groot aantal mannelijke inwoners van Payakumbuh geëxecuteerd. De brug heet de Ratapan Ibu, ofwel de treurende moeders.
Batang Tabik
Dit door een bron gevoede zwembad ligt vier kilometer vanaf Payakumbuh. Het restaurant bij het zwembad serveert gerechten uit de Padangkeuken.
De Harau kloof
De indrukwekkende Harau kloof ligt vijftien kilometer ten noordoosten van Payakumbuh. In het gebied leven tapirs, wilde geiten en tijgers. Er zijn een aantal zeer hoge watervallen, die vooral in het regenseizoen bijzonder spectaculair zijn. Ook als je het karbouwengat al gezien hebt is deze kloof een absolute aanrader !
Batusangkar
De kleine plaats Batusangkar, 41 kilometer vanaf Bukittinggi, wordt beschouwd als het centrum van de Minangkabaucultuur. In het plaatsje staan een aantal mooie rumah adats, waaronder en traditionele vergaderruimte. Balimbing, tien kilometer ten oosten van Batusangkar, heeft een aantal fraaie oude huizen uit de 16de eeuw.
Pagaruyung
In Pagaruyung, vijf kilometer vanaf Batusangkar, staat een magnifieke replica van het koningshuis van het veertiende eeuwse Hindurijk Adityawarman.
Kota Gadang
Het kleine dorp Kota Gadang is beroemd vanwege zijn handgeborduurde sjaals en goud- en zilversmeedkunst. Opvallend is ook dat twee oud premiers van het land; Haji Agus Salim en Mohamed Nasir, hier geboren zijn. Je kunt in een half uur van Bukittinggi naar Kota Gadang wandelen en, of teruglopen, of met een minibusje via een omweg terugkeren naar Bukittinggi.
Het Karbouwengat
De Ngarai Sianok is een vier kilometer lang ravijn met steile rotswanden vlak buiten Bukittinggi. Dit ravijn, ons beter bekend als het karbouwengat, wordt ook wel eens de Grand Canyon van Indonesië genoemd. Vanaf het uitzichtpunt (Panorama Baru I) aan de zuidkant van de stad voert het pad naar Kota Gadang de kloof in. Je kunt op de bodem van de kloof heerlijk wandelen, waarbij je af en toe door riviertjes heen moet waden. Je kunt ook in twee à drie uur vanaf Panorama Baru II, dat op 10 minuten rijden buiten de stad ligt, naar Panorama Baru I lopen. Hierbij moet zo'n 20 maal de rivier doorkruist worden. Eerst daal je steil af naar een bamboebrug in de kloof. Je gaat dan niet de brug over, maar linksaf de rivier door.
Wandeling naar het Maninjaumeer
Het is ook mogelijk om vanaf Panorama Baru II in ruim zes uur via Matur en Puncak Lawang naar het Maninjaumeer te wandelen. Hiervoor moet je de bamboebrug beneden in de kloof bij Panorama Baru II oversteken. Vanaf Puncak Lawang daal je in anderhalf uur steil af door het regenwoud en koffietuinen naar het Maninjaumeer. Halverwege die afdaling kun je wat drinken in het junglelosmen van pak Anas. Een lange, maar schitterende tocht ! Neem een gids mee.
Padang, de hoofdstad van West-Sumatra
Padang is de hoofdstad van West-Sumatra, het land van de Minangkabau. Het is de op twee na grootste stad van het eiland en telt ruim 300,000 inwoners. De stad is bekend om haar Padangkeuken, waarvan restaurants door de hele archipel te vinden zijn. Een 'must' voor de liefhebber van echt pedis eten. Architectonisch heeft de stad weinig te bieden, en het is vooral vergeleken bij andere grote Indonesische grote steden een nogal ingeslapen stad. Ofschoon West-Sumatra een van de meest welvarende provincies van het eiland is, heeft Padang nogal met leegloop te kampen. Sommigen stellen zelfs dat er in Jakarta meer mensen uit Padang wonen dan in Padang zelf.
Geschiedenis
Aan het einde van de 19e eeuw beleefde de stad en haar omgeving een enorme economische opleving. De bouwwerkzaamheden aan de voor die tijd uiterst moderne Emmahaven waren in 1892 beeïndigd. Vanuit de haven werd steenkool afkomstig uit de Ombilinvelden in de Padangse bovenlanden verscheept. Ook de gouvernementslijn, een spoorwegverbinding met de vindplaats Sawah Loento werd toen opgeleverd.
Het Kerinci-Seblat reservaat is ongeveer 600.000 ha groot en strekt zich over een afstand van 345 km uit over een bergrug, die gedomineerd wordt door de Gunung Kerinci. Deze vulkaan is met zijn 3850 meter de hoogste van Sumatra.
De mysterieuze korte man
Hoewel de kans bijzonder klein is deze dieren te zien, schijnen de olifant, neushoorn, tapir, beer en luipaard hier nog altijd voor te komen. In het reservaat komen geen orang oetangs voor, wel wordt af en toe de mysterieuze orang pendek (korte man) en de mythische cigau (half leeuw, half tijger) in het reservaat gesignaleerd.
Aan het bestaan van deze wezens kan terecht worden getwijfeld, alhoewel men in het verleden toch getracht heeft het te bewijzen. Zo slaagde men er in 1932 op de oostkust van Sumatra een jonge orang pendek te schieten. Het lijk werd voor onderzoek naar het zoologisch museum te Buitenzorg (Bogor) gestuurd. In de kranten werd geprotesteerd tegen het doodschieten van een wezen, dat mogelijk een primitieve mens zou kunnen zijn. De jagers zouden dan ook vervolgd moeten worden voor moord met voorbedachte rade. In Nederland werd bericht over de ontdekte 'missing link'. Het onderzoek wees echter anders uit:
" Noch het skelet, noch de huid vertoont eenige menschelijke eigenschap; alleen heeft men door het afvijlen van de tanden, het kaalscheren van de huid, het afsnijden van den staart en het opwippen van den neus getracht het geheel iets menschelijks te geven"
De beklimming van de Gunung Tujuh
De tocht vanaf de accommodatie in het park naar de top van de kraterrand duurt ongeveer twee uur. Je kunt moeilijk verdwalen, want er is maar een pad. Alleen in het begin moet je vlak na de ijzeren uitkijktoren op de vork het grote pad rechtdoor volgen, en dus niet linksaf gaan. Het pad door het primaire regenwoud is duidelijk en stijgt behoorlijk. Gelukkig is het niet echt warm omdat je in de schaduw loopt en het meestal waait. Je klimt van 1400 naar 1990 meter. Op het hoogste punt ga je de rand over, en daal je in 10 minuten steil af naar het meer, dat het hoogstgelegen meer is van Zuidoost Azië.
Je kunt in het meer zwemmen, maar het water is nogal koud. Er ligt helaas nogal wat afval langs het pad en de oevers van het meer. Naast afval wordt het meer ook omringd door zeven bergtoppen, vandaar de naam Gunung Tujuh (1996m). Je kunt niet verder rond het meer wandelen. Iets naar links (20 m) is de plek waar het water het meer uitstroomt.
Geschiedenis
Aan het einde van de 19e eeuw beleefde de stad en haar omgeving een enorme economische opleving. De bouwwerkzaamheden aan de voor die tijd uiterst moderne Emmahaven waren in 1892 beeïndigd. Vanuit de haven werd steenkool afkomstig uit de Ombilinvelden in de Padangse bovenlanden verscheept. Ook de gouvernementslijn, een spoorwegverbinding met de vindplaats Sawah Loento werd toen opgeleverd.
Het Kerinci-Seblat reservaat is ongeveer 600.000 ha groot en strekt zich over een afstand van 345 km uit over een bergrug, die gedomineerd wordt door de Gunung Kerinci. Deze vulkaan is met zijn 3850 meter de hoogste van Sumatra.
De mysterieuze korte man
Hoewel de kans bijzonder klein is deze dieren te zien, schijnen de olifant, neushoorn, tapir, beer en luipaard hier nog altijd voor te komen. In het reservaat komen geen orang oetangs voor, wel wordt af en toe de mysterieuze orang pendek (korte man) en de mythische cigau (half leeuw, half tijger) in het reservaat gesignaleerd.
Aan het bestaan van deze wezens kan terecht worden getwijfeld, alhoewel men in het verleden toch getracht heeft het te bewijzen. Zo slaagde men er in 1932 op de oostkust van Sumatra een jonge orang pendek te schieten. Het lijk werd voor onderzoek naar het zoologisch museum te Buitenzorg (Bogor) gestuurd. In de kranten werd geprotesteerd tegen het doodschieten van een wezen, dat mogelijk een primitieve mens zou kunnen zijn. De jagers zouden dan ook vervolgd moeten worden voor moord met voorbedachte rade. In Nederland werd bericht over de ontdekte 'missing link'. Het onderzoek wees echter anders uit:
" Noch het skelet, noch de huid vertoont eenige menschelijke eigenschap; alleen heeft men door het afvijlen van de tanden, het kaalscheren van de huid, het afsnijden van den staart en het opwippen van den neus getracht het geheel iets menschelijks te geven"
De beklimming van de Gunung Tujuh
De tocht vanaf de accommodatie in het park naar de top van de kraterrand duurt ongeveer twee uur. Je kunt moeilijk verdwalen, want er is maar een pad. Alleen in het begin moet je vlak na de ijzeren uitkijktoren op de vork het grote pad rechtdoor volgen, en dus niet linksaf gaan. Het pad door het primaire regenwoud is duidelijk en stijgt behoorlijk. Gelukkig is het niet echt warm omdat je in de schaduw loopt en het meestal waait. Je klimt van 1400 naar 1990 meter. Op het hoogste punt ga je de rand over, en daal je in 10 minuten steil af naar het meer, dat het hoogstgelegen meer is van Zuidoost Azië.
Je kunt in het meer zwemmen, maar het water is nogal koud. Er ligt helaas nogal wat afval langs het pad en de oevers van het meer. Naast afval wordt het meer ook omringd door zeven bergtoppen, vandaar de naam Gunung Tujuh (1996m). Je kunt niet verder rond het meer wandelen. Iets naar links (20 m) is de plek waar het water het meer uitstroomt.
Sungai Penuh
Sungai Penuh ligt in de provincie Jambi. Door de hoge ligging is het plaatsje een aangenaam en koel verblijfsoord. Het ligt in een vallei waar naast rijstvelden ook thee-, koffie-, kaneel, en tabaksplantages liggen. Vanaf Sungai Penuh lopen voetpaden in alle richtingen. Naar de Gunung Tujuh met zijn prachtige kratermeer, naar het hooggelegen moerasland rond het Bentu meer en naar het ongerepte regenwoud, het laatste in zijn soort van Zuid-Sumatra, rond gunung Seblat.
Omgeving van Sungai Penuh
Sungai Tetung
In dusun Sungai Tetung, een dorp ten noordoosten van Sungai Penuh, worden manden en gebruiksvoorwerpen van rotan vervaardigd. Probeer hier ook buffelkaas te bemachtigen, een streekspecialititeit.
Sumurup
Bij Sumurup, 11 km van Sungai Penuh, ligt een heetwaterbon.
Van Sungai Penuh naar het Nationale Park Kerinci - Seblat
De streek die je tussen Sungai Penuh en het Nationale park passeert leeft hoofdzakelijk van de thee en de kaneel
Theeplantage Kayu Aro
In Karu Ayo bevindt zich een van de grootste theeplantages van Indonesië. Het is mogelijk een rondleiding te krijgen in de fabriek.
Kersik Tua
Vanaf Gresik Tua, ook wel eens Kersik Tuo genoemd, beklim je de Kerinci. Het dorp telt een aantal eenvoudige homestays zoals Paiman.
Restaurants
Rumah Makan Dendeng Batokok asli is een prima restaurant. Probeer de Dendeng Batokok, de streekspecialiteit. Dit zijn heerlijk malse stukjes vlees van de grill. Rumah Makan Dendeng Batokok istimewa serveert dezelfde gerechten als zijn buurman, maar is iets minder lekker.
Van Sungai Penuh naar Bangko
Het eerste deel van deze rit is prachtig, als je de Kerinci-vallei uitstijgt en door het dicht beboste Bukit Barisangebergte rijdt. Steeds verder dalend kom je in het laagland rond Bangko. Een groot deel van de dag rij je door tropisch regenwoud, maar toch is er vooral tussen Bangko en Lubuklinggau al veel gekapt, en heeft het oerwoud plaatsgemaakt voor oliepalmplantages.
Naast Lampung en Riau heeft vooral ook in de provincie Jambi het tropisch regenwoud te kampen met een onverantwoordelijke exploitatie. Dagelijks komen er schoeners, afgeladen met hout uit Jambi, aan in de Sunda Kelapa, de haven van Jakarta.
Omgeving van Sungai Penuh
Sungai Tetung
In dusun Sungai Tetung, een dorp ten noordoosten van Sungai Penuh, worden manden en gebruiksvoorwerpen van rotan vervaardigd. Probeer hier ook buffelkaas te bemachtigen, een streekspecialititeit.
Sumurup
Bij Sumurup, 11 km van Sungai Penuh, ligt een heetwaterbon.
Van Sungai Penuh naar het Nationale Park Kerinci - Seblat
De streek die je tussen Sungai Penuh en het Nationale park passeert leeft hoofdzakelijk van de thee en de kaneel
Theeplantage Kayu Aro
In Karu Ayo bevindt zich een van de grootste theeplantages van Indonesië. Het is mogelijk een rondleiding te krijgen in de fabriek.
Kersik Tua
Vanaf Gresik Tua, ook wel eens Kersik Tuo genoemd, beklim je de Kerinci. Het dorp telt een aantal eenvoudige homestays zoals Paiman.
Restaurants
Rumah Makan Dendeng Batokok asli is een prima restaurant. Probeer de Dendeng Batokok, de streekspecialiteit. Dit zijn heerlijk malse stukjes vlees van de grill. Rumah Makan Dendeng Batokok istimewa serveert dezelfde gerechten als zijn buurman, maar is iets minder lekker.
Van Sungai Penuh naar Bangko
Het eerste deel van deze rit is prachtig, als je de Kerinci-vallei uitstijgt en door het dicht beboste Bukit Barisangebergte rijdt. Steeds verder dalend kom je in het laagland rond Bangko. Een groot deel van de dag rij je door tropisch regenwoud, maar toch is er vooral tussen Bangko en Lubuklinggau al veel gekapt, en heeft het oerwoud plaatsgemaakt voor oliepalmplantages.
Naast Lampung en Riau heeft vooral ook in de provincie Jambi het tropisch regenwoud te kampen met een onverantwoordelijke exploitatie. Dagelijks komen er schoeners, afgeladen met hout uit Jambi, aan in de Sunda Kelapa, de haven van Jakarta.
De nomaden van Midden-Sumatra
De Kubu leven in de ontoegankelijke regenwouden van Midden-Sumatra. Ze zijn de nazaten van de oorspronkelijke bewoners van het Sunda-gebied en een verre verwant van de Vedda's van Sri Lanka. Ze worden tot de oudste mensenrassen gerekend. Hoewel vele Kubu de laatste jaren opgenomen zijn in de Maleise bevolking van de oostkust, zijn er nog altijd groepen die net als hun voorouders een nomadenbestaan leiden, en leven van de jacht en visvangst.
De Kubu beschouwen zichzelf als deel van het regenwoud. Ze eten wat het woud hen biedt, bosvruchten, bladeren, ratten, slangen, vis en schaaldieren. Gejaagd wordt met een speer of blaaspijp. Pijl en boog zijn de Kubu onbekend. Op de tijger wordt geen jacht gemaakt, daar de Kubu deze als heilig beschouwen. Landbouw wordt niet of nauwelijks bedreven, men leeft van wat men in het regenwoud aantreft. De Kubu ruilen wilde honing tegen speerpunten, tabak en andere levensbehoeften waarin ze zelf niet kunnen voorzien. Hoewel de Kubu ook vissen, zijn ze als de dood voor water. Lichaamsverzorging geschiedt door met een stok het vuil van het lichaam te krabben, en elkaar te ontluizen. Als iemand sterft, of wanneer er een ziekte uitbreekt binnen de groep, wordt onmiddelijk van de plaats des onheils vertrokken, en op een andere plek in het regenwoud een nieuw kamp opgeslagen.
De Kubu beschouwen zichzelf als deel van het regenwoud. Ze eten wat het woud hen biedt, bosvruchten, bladeren, ratten, slangen, vis en schaaldieren. Gejaagd wordt met een speer of blaaspijp. Pijl en boog zijn de Kubu onbekend. Op de tijger wordt geen jacht gemaakt, daar de Kubu deze als heilig beschouwen. Landbouw wordt niet of nauwelijks bedreven, men leeft van wat men in het regenwoud aantreft. De Kubu ruilen wilde honing tegen speerpunten, tabak en andere levensbehoeften waarin ze zelf niet kunnen voorzien. Hoewel de Kubu ook vissen, zijn ze als de dood voor water. Lichaamsverzorging geschiedt door met een stok het vuil van het lichaam te krabben, en elkaar te ontluizen. Als iemand sterft, of wanneer er een ziekte uitbreekt binnen de groep, wordt onmiddelijk van de plaats des onheils vertrokken, en op een andere plek in het regenwoud een nieuw kamp opgeslagen.
Danau Ranau
Dit kristalheldere meer ligt in de westelijke hooglanden van Zuid-Sumatra. Het is het oude kratermeer van de nog altijd actieve Gunung Seminung. Het meer meet 16 bij 9 km en is maar liefst 300 meter diep. Het meer krijgt buiten de lokale bevolking nauwelijks toeristen op bezoek, en je hebt buiten de weekends ook in het hoogseizoen hier het rijk voor jezelf.
Wat te doen aan het Ranaumeer
De Subik waterval
Vanaf Wisma Pusri kun je een aardige wandeling van een kwartier maken naar de Subikwaterval aan de rand van het meer. De makkelijke wandeling voert door sawa's en koffietuinen.
Boottocht over het meer
Je kunt ook een boottocht over het kratermeer naar hotsprings aan de voet van de Gunung Seminung maken. Je ziet geen bron, maar het water is wel aangenaam warm om in te mandiën. Met deze boottocht ben je ongeveer drie uur bezig. Het charteren van een bootje via het hotel kost ongeveer € 5 per uur. Vanaf Wisma Pusri is het een klein half uur varen naar de bron. Wanneer je vanaf de airpanas (heetwaterbron) vertrekt en naar links vaart, kom je een kwartiertje later bij Pulau Marisa, een klein eilandje, aan. Is niet echt bijzonder, je hebt het in 5 minuten rondgewandeld. Er is een warung waar wat thee en kokosnoten verkocht worden. Vanaf het eilandje is het 20 minuten varen naar Wisma Pusri.
Beklimming van de Gunung Seminung (1340 m)
Dit is een mooie, maar tegelijk zeer zware tocht, die alleen geschikt is voor goede lopers met een meer dan gemiddelde conditie. Je doet er ongeveer vier uur over om de 1340 m hoge top van de nog altijd actieve vulkaan te bereiken. Langs het pad wordt je opgewacht door grote aantallen bloedzuigers. Het eerste deel van de wandeling gaat ongeveer twee uur door plantages. Daarna gaat het twee uur steil omhoog door een mistig regenwoud. Vanaf de top loop je in drie uur terug over hetzelfde pad. Hou er rekening mee dat hier vaak regent, en dat de afdaling dan heel glad is. Na afloop kun je badderen in hotsprings of zwemmen in het kratermeer.
Wat te doen aan het Ranaumeer
De Subik waterval
Vanaf Wisma Pusri kun je een aardige wandeling van een kwartier maken naar de Subikwaterval aan de rand van het meer. De makkelijke wandeling voert door sawa's en koffietuinen.
Boottocht over het meer
Je kunt ook een boottocht over het kratermeer naar hotsprings aan de voet van de Gunung Seminung maken. Je ziet geen bron, maar het water is wel aangenaam warm om in te mandiën. Met deze boottocht ben je ongeveer drie uur bezig. Het charteren van een bootje via het hotel kost ongeveer € 5 per uur. Vanaf Wisma Pusri is het een klein half uur varen naar de bron. Wanneer je vanaf de airpanas (heetwaterbron) vertrekt en naar links vaart, kom je een kwartiertje later bij Pulau Marisa, een klein eilandje, aan. Is niet echt bijzonder, je hebt het in 5 minuten rondgewandeld. Er is een warung waar wat thee en kokosnoten verkocht worden. Vanaf het eilandje is het 20 minuten varen naar Wisma Pusri.
Beklimming van de Gunung Seminung (1340 m)
Dit is een mooie, maar tegelijk zeer zware tocht, die alleen geschikt is voor goede lopers met een meer dan gemiddelde conditie. Je doet er ongeveer vier uur over om de 1340 m hoge top van de nog altijd actieve vulkaan te bereiken. Langs het pad wordt je opgewacht door grote aantallen bloedzuigers. Het eerste deel van de wandeling gaat ongeveer twee uur door plantages. Daarna gaat het twee uur steil omhoog door een mistig regenwoud. Vanaf de top loop je in drie uur terug over hetzelfde pad. Hou er rekening mee dat hier vaak regent, en dat de afdaling dan heel glad is. Na afloop kun je badderen in hotsprings of zwemmen in het kratermeer.
Lampung
Lampung is de zuidelijkste provincie van het eiland en slechts een tiende deel kleiner dan Nederland. De hoofdstad van de provincie is Bandar Lampung.
Geografie
Het oostelijke deel van de provicie bestaat uit alluviaal laagland, dat nergens boven de 30 meter boven de zeespiegel uitkomt. Dit laagland maakt tweederde van de totale provincie uit. Het westelijke deel van de provincie is bergachtig, met vulkanische toppen van meer dan 3000 meter hoogte.
Bevolking
Van oudsher worden de Lampungers opgedeeld in de 'orang Abung', de mensen uit de bergen, en de 'orang Pablan', ook wel de 'orang Peminggi' genoemd, de mensen van het laagland. De laatsten zijn overwegend Maleiers.
Als gevolg van de enorme transmigratie naar dit gebied vormen de Javaanse boeren tegenwoordig tweederde deel van de bevolking van midden- en zuid-lampung. Tegenwoordig wordt dan ook eerder onderscheid gemaakt tussen inheemsen en nieuwkomers, de transmigranten. Veel nieuw gestichte plaatsen zijn vernoemd naar de plaatsen waar de nieuwkomers vandaan zijn gekomen, en heten bijvoorbeeld Surakarta, Surabaya, Jepara, Blambangan of Gunungagung. Hieruit valt af te lezen dat de transmigranten hoofdzakelijk uit Oost-Java en Bali afkomstig zijn.
Economie
De provincie Lampung is qua grondstoffen de rijkste van het land. De rubber en olievoorraden zijn in hun eentje goed voor 40 procent van de totale inkomsten van de Indonesische staat. In tegenstelling tot veel andere Sumatraanse provincies kampt het welvarende Lampung totaal niet met leegloop van zijn bevolking. Rijke Javanen hebben hier grote stukken grond gekocht om uitgestrekte kruidnagel- en bananenplantages aan te leggen.Voor de aanleg van deze plantages is een gigantisch bosgebied tegen de vlakte is gegaan. Kruidnagel en vooral bananen vormen belangrijk exportproducten van Lampung.
Bandar Lampung
Banjar Lampung bestaat in feite uit twee steden, Tanjung Karang op een heuvel in het noorden, Teluk Betung in het zuiden van de baai. In 1983 heeft men beide steden samengevoegd en tot het huidige Bandar Lampung herdoopt. De hoofdstad van de provincie Lampung is modern en doet wat dat betreft Javaans aan. De straten zijn schoon en de voertuigen goed onderhouden.
Winkelen
De King Supermarket is de grootste van de stad met een hoeveelheid aan levensmiddelen en andere artikelen waar de meeste warenhuizen in Jakarta niet aan kunnen tippen. Tegenover hotel Marco Polo is een kleine weverij waar ook souvenirs te koop zijn en langs Jalan Padang staan kledingstalletjes die ook s'avonds geopend zijn. Toko Ruwajurai (Jl. Imam Bonjol 34) is een goede plek om tapis lampung en songkets te kopen. Er worden ook mooie scheepjesdoeken verkocht.
De omgeving van Bandar Lampung
Het 130.000 ha grote natuurreservaat Waykambas, 125 kilometer ten oosten van Bandar Lampung, is de beste plek op Sumatra om wilde olifanten te zien.
In het reservaat leven ook tijger, de tapir, de wilde hond en het wilde zwijn. Ook vogelkijkers zullen hier volop aan hun trekken komen. Van de 584 Sumatraanse vogelsoorten leven er 286 soorten in dit natuurreservaat. Toch wordt ook dit park bedreigd door houtkapmaatschappijen die hier licensies proberen te krijgen en vaak fiat voor hun verwoestende werk krijgen. Ook de druk van het transmigrasiprojekt is groot.
Van Bandar Lampung naar Java
Bakauheni
Vanaf de haven van Bakauheni vertrekt om de 45 minuten een ferry naar Java. Met helder weer en wat geluk maak je kans de Krakatau vulkaan te zien. De bussen tussen Sumatra en Java nemen allemaal deze ferry. De overtocht duurt een kleine twee uur. Laat je niet afleiden door de schreeuwerige mannetjes, maar koop je kaartjes zelf bij het loket.
Overigens is de prijs voor de ferry meestal al in het buskaartje inbegrepen.
Geografie
Het oostelijke deel van de provicie bestaat uit alluviaal laagland, dat nergens boven de 30 meter boven de zeespiegel uitkomt. Dit laagland maakt tweederde van de totale provincie uit. Het westelijke deel van de provincie is bergachtig, met vulkanische toppen van meer dan 3000 meter hoogte.
Bevolking
Van oudsher worden de Lampungers opgedeeld in de 'orang Abung', de mensen uit de bergen, en de 'orang Pablan', ook wel de 'orang Peminggi' genoemd, de mensen van het laagland. De laatsten zijn overwegend Maleiers.
Als gevolg van de enorme transmigratie naar dit gebied vormen de Javaanse boeren tegenwoordig tweederde deel van de bevolking van midden- en zuid-lampung. Tegenwoordig wordt dan ook eerder onderscheid gemaakt tussen inheemsen en nieuwkomers, de transmigranten. Veel nieuw gestichte plaatsen zijn vernoemd naar de plaatsen waar de nieuwkomers vandaan zijn gekomen, en heten bijvoorbeeld Surakarta, Surabaya, Jepara, Blambangan of Gunungagung. Hieruit valt af te lezen dat de transmigranten hoofdzakelijk uit Oost-Java en Bali afkomstig zijn.
Economie
De provincie Lampung is qua grondstoffen de rijkste van het land. De rubber en olievoorraden zijn in hun eentje goed voor 40 procent van de totale inkomsten van de Indonesische staat. In tegenstelling tot veel andere Sumatraanse provincies kampt het welvarende Lampung totaal niet met leegloop van zijn bevolking. Rijke Javanen hebben hier grote stukken grond gekocht om uitgestrekte kruidnagel- en bananenplantages aan te leggen.Voor de aanleg van deze plantages is een gigantisch bosgebied tegen de vlakte is gegaan. Kruidnagel en vooral bananen vormen belangrijk exportproducten van Lampung.
Bandar Lampung
Banjar Lampung bestaat in feite uit twee steden, Tanjung Karang op een heuvel in het noorden, Teluk Betung in het zuiden van de baai. In 1983 heeft men beide steden samengevoegd en tot het huidige Bandar Lampung herdoopt. De hoofdstad van de provincie Lampung is modern en doet wat dat betreft Javaans aan. De straten zijn schoon en de voertuigen goed onderhouden.
Winkelen
De King Supermarket is de grootste van de stad met een hoeveelheid aan levensmiddelen en andere artikelen waar de meeste warenhuizen in Jakarta niet aan kunnen tippen. Tegenover hotel Marco Polo is een kleine weverij waar ook souvenirs te koop zijn en langs Jalan Padang staan kledingstalletjes die ook s'avonds geopend zijn. Toko Ruwajurai (Jl. Imam Bonjol 34) is een goede plek om tapis lampung en songkets te kopen. Er worden ook mooie scheepjesdoeken verkocht.
De omgeving van Bandar Lampung
Het 130.000 ha grote natuurreservaat Waykambas, 125 kilometer ten oosten van Bandar Lampung, is de beste plek op Sumatra om wilde olifanten te zien.
In het reservaat leven ook tijger, de tapir, de wilde hond en het wilde zwijn. Ook vogelkijkers zullen hier volop aan hun trekken komen. Van de 584 Sumatraanse vogelsoorten leven er 286 soorten in dit natuurreservaat. Toch wordt ook dit park bedreigd door houtkapmaatschappijen die hier licensies proberen te krijgen en vaak fiat voor hun verwoestende werk krijgen. Ook de druk van het transmigrasiprojekt is groot.
Van Bandar Lampung naar Java
Bakauheni
Vanaf de haven van Bakauheni vertrekt om de 45 minuten een ferry naar Java. Met helder weer en wat geluk maak je kans de Krakatau vulkaan te zien. De bussen tussen Sumatra en Java nemen allemaal deze ferry. De overtocht duurt een kleine twee uur. Laat je niet afleiden door de schreeuwerige mannetjes, maar koop je kaartjes zelf bij het loket.
Overigens is de prijs voor de ferry meestal al in het buskaartje inbegrepen.